Klem: Opdracht

Opdracht niveau 2 | Structuur en spanning

Het is leuk en zinvol om deze opdracht zoveel mogelijk tijdens het lezen te maken. Maar je kunt de opdracht ook maken als je het boek al uit hebt.

Klem is, net als de andere boeken van Mel Wallis de Vries, razend spannend. Je weet meteen al dat er iemand vermoord is en vervolgens wil je weten wie het slachtoffer is en wie de dader.

Om een boek spannend te maken gebruiken schrijvers trucjes. Ze zetten je vaak op een dwaalspoor. Ze geven je bijvoorbeeld informatie over een personage waardoor je als lezer denkt: Dát is ‘m, dat moet de moordenaar zijn!

Bijvoorbeeld: In het hoofdstuk ’23.07 uur Lotte’ (woensdag) lees je:

‘In een flits bedenk ik wat ik moet doen. Ik schrik ervan. Maar ik weet dat ik geen andere keus heb. Vanavond doe ik het. Ik heb haar nog een laatste kans gegeven, maar die heeft ze verspeeld. Ergens in mijn oude lichaam komt medelijden omhoog. Maar mijn nieuwe brein duwt het resoluut weg: dit wordt haar verdiende loon.’

Als je dit leest denk je: Lotte gaat Kiki vermoorden. Pas veel later kom je erachter dat dat niet klopt.

Titel Klem
Niveau boek niveau 1
Opdracht niveau 2 | Structuur en spanning
Studielast 1 à 2 uur
Werkvorm individueel
Focus structuur: spanning
Je leert hoe een schrijver een verhaal spannend maakt.
Gemaakt door Marlies Schouwstra

A

Hieronder staan zes ‘dwaalsporen’, aanwijzingen die later niet blijken te kloppen. Kies drie van deze dwaalsporen en leg precies uit:

a. wat je denkt dat er aan de hand is;

b. wat er uiteindelijk aan de hand blijkt te zijn.
 

  1. (donderdag) 06.30 Rob de Vries:‘Die klootzak knijpt precies op de plek waar de schram over de rug van mijn hand loopt. Als een valse kat heeft die trut gisteravond uitgehaald. […] Niemand mag weten wat er gisteren is gebeurd.’

  2. (donderdag) 08.03 Milan: ‘Ik weet dat ik diep in de shit zit. Heel diep zelfs.’

  3. (donderdag) 11.17 Ella Bruins: ‘Er is niks aan de hand. Niemand weet iets van gisternacht. Gedraag je normaal.’

  4. (donderdag) 19.34 Anneke: ‘Kiki was naar buiten gegaan, en er ging iemand met haar mee. […] Het was bijna een teleurstelling toen ik de schim even later herkende: Nynke.’

  5. (donderdag) 19.34 Anneke: [Milan] wil alweer doorlopen, maar dan zie ik het: een grote snee in zijn voorhoofd.’

  6. (donderdag) 22.05 Anneke: ‘Nynke heeft het gouden schakelarmbandje van Kiki in haar jaszak.’


B

Mel Wallis de Vries zet dwaalsporen uit door meerdere personages verdacht te maken. Wat vind je daarvan?

A Ik vind deze manier van schrijven leuk, omdat het verhaal daardoor heel spannend wordt.

B Ik heb veel respect voor de schrijfster, omdat het verhaal heel knap in elkaar zit.

C Ik vind die dwaalsporen irritant, want het is een trucje; als je dat eenmaal doorhebt, is er niks meer aan.

D Anders, namelijk…