De labyrintrenner: Opdracht

Opdracht niveau 1 | Taalgebruik

Titel De labyrintrenner
Niveau boek niveau 2
Opdracht niveau 1 | Taalgebruik
Studielast 1 uur
Werkvorm individueel
Focus taalgebruik
Je leert nadenken over het taalgebruik van de personages.
Gemaakt door Ilse Couweleers
Bron 1 Waarom gebruikt men straattaal?

A

Groepen mensen ontwikkelen soms een eigen taal: ze bedenken dan zelf woorden en/of uitdrukkingen. Denk maar eens aan straattaal of aan woorden die je alleen binnen je familie gebruikt.

  1. Geef een voorbeeld van een woord of uitdrukking dat/die je alleen gebruikt als je bij je familie of vrienden bent.
  2. Zou je deze woorden ook gebruiken als er mensen bij zijn die bijvoorbeeld niet bij jouw vriendengroep of jouw familie horen? Leg je antwoord uit.

B

In De labyrintrenner hebben de jongens in de Laar een eigen taal ontwikkeld. In het begin van het boek kun je daardoor soms moeilijk begrijpen waarover de jongens praten, maar als je doorleest, kom je erachter wat de woorden betekenen. Neem de tabel hieronder over en noteer de betekenis van de woorden en namen die de Laarders gebruiken.

Woord/naam Betekenis
Klunk
Sjakkel
Geerpok
Nobie
Keeper
Shuck
Med-jakker
Meskever
Griever
Bouwer
Zwabber
Bagger
Graver
Snijder
Palaver
Slammer

C

  1. Lees bron 1. Leg in je eigen woorden uit waarom jongeren straattaal gebruiken.
  2. Leg met behulp van bron 1 uit waarom de Laarders zoveel nieuwe woorden hebben bedacht. Geef minimaal twee redenen.
  3. Hoe voelde Thomas zich toen hij net uit de box kwam en al deze nieuwe woorden hoorde? Leg je antwoord uit.
  4. Wat voor effect hadden al die nieuwe woorden op jou toen je het boek las? Leg je antwoord uit.
  5. De schrijver had de woordenlijst die jij bij opdracht B hebt gemaakt ook voorin het boek kunnen zetten. Dan had je als lezer meteen alle betekenissen van de woorden geweten. Vind jij dat de schrijver dat had moeten doen? Leg je antwoord uit.
  6. Waarom heeft de schrijver de woordenlijst niet aan het boek toegevoegd, denk je? Tip: kijk nog eens naar je antwoorden op vraag 4 en 5.