Pizza Maffia: Opdracht

Opdracht niveau 1 | Personages

Titel Pizza Maffia
Niveau boek niveau 2
Opdracht niveau 2 | Personages
Studielast 1 à 2 uur
Werkvorm individueel
Focus personages
Je leert het handelen van personages begrijpen.
Gemaakt door Ymkje Visser

A

Hieronder staat een lijst met karaktereigenschappen.


Vraag 1

Noteer de drie eigenschappen die je het best bij Brahim vindt passen en leg uit waarom je deze eigenschappen kiest.


Vraag 2

Noteer de drie eigenschappen die je het best bij Haas vindt passen en leg uit waarom je deze eigenschappen kiest.


Vraag 3

Als je kijkt naar de eigenschappen die je bij vraag 1 en 2 hebt opgeschreven, begrijp je dan dat Brahim en Haas zo goed met elkaar op kunnen schieten? Leg uit waarom (niet) en gebruik voor je antwoord minimaal 25 woorden.

agressief kalm sportief
achterdochtig kwetsbaar spottend
behulpzaam leergierig strijdlustig
bescheiden lief sympathiek
beschermend liefdevol teruggetrokken
creatief lui tevreden
eerlijk moedig toneelspelend
eigenwijs nieuwsgierig traag
doorzettend nors trots
dominant oppervlakkig trouw
flink rustig volgzaam
gehoorzaam samenwerkend zelfbewust
grappig slim zelfstandig
hulpvaardig slordig zelfzeker
humeurig sluw zwijgzaam
intelligent sociaal zorgzaam
jaloers

B

Vraag 1

Familie is erg belangrijk voor Brahim en Haas. Waarom?


Vraag 2

Op welke manier laten Brahim en Haas merken dat familie zo belangrijk voor hen is?


Vraag 3

Door de pizzaoorlog worden verschillende familiebanden verbroken. Noteer waarom de volgende familiebanden kapot gaan:
a. de band tussen Brahims vader en oom Faris
b. de band tussen Brahim en oom Faris
c. de band tussen Brahim en Haas


C

Het blijft lang onduidelijk waardoor de pizzaoorlog eigenlijk is ontstaan. Uitendelijk blijkt de strijd ergens anders om te gaan dan je in eerste instantie dacht.

Vraag 1

Tussen wie is de strijd in eerste instantie ontstaan?


Vraag 2

Hoe is deze strijd ontstaan?


Vraag 3

Wie blijkt uiteindelijk de oorlog te hebben veroorzaakt?


D

De aanstichter van alle ellende (je antwoord op opdracht C, vraag 3) had zo zijn redenen om te doen wat hij deed.


Vraag 1

Welke redenen had hij om ‘oorlog te voeren’?


Vraag 2

Hij had de problemen ook bespreekbaar kunnen maken, maar dit heeft hij niet gedaan. Waarom heeft hij ervoor gekozen om zijn probleem op deze manier aan te pakken, denk je? Leg je antwoord uit in minimaal 50 woorden.


Vraag 3

Eigenlijk heeft hij gehandeld vanuit een emotie. Welke emotie is dit? Kies uit:
A jaloezie
B woede
C wraak


Vraag 4

Waarom voelt hij deze emotie zo sterk? Leg je antwoord uit en gebruik minimaal 25 woorden.


Vraag 5

Begrijp jij waarom hij heeft gedaan wat hij heeft gedaan? Leg uit waarom (niet) en gebruik minimaal 50 woorden.


Vraag 6

Leg uit hoe jij de situatie op zou lossen als je hierin zou zitten. Gebruik voor je antwoord minimaal 50 woorden.