A

1. Vind jij het belangrijk om ‘erbij te horen’? Leg uit waarom wel/niet.
2. Wanneer vind jij iemand een meeloper? Leg je antwoord uit.
3. Geef een voorbeeld van een situatie waarin jij meeloopgedrag hebt vertoond.
4. Geef ook een voorbeeld van een situatie waarin je besloot niet met anderen mee te lopen, maar je eigen plan te trekken.

B

1. Sem heeft verschillende dingen gedaan om erbij te horen. Noteer in het schema of jij onderstaande dingen zou doen om vrienden te maken of onder druk van je vrienden.
2. Wat vind je ervan dat Sem al deze dingen heeft gedaan? Kies minimaal drie woorden uit het rijtje hieronder en leg in ongeveer 100 woorden uit waarom je dit vindt.
   spannend – stoer – griezelig – onbegrijpelijk – leerzaam – herkenbaar – grappig – kinderachtig – leuk – dom – indrukwekkend – onwaarschijnlijk – zielig – begrijpelijk – waarschijnlijk – belachelijk

Schema

C

Op de middelbare school vinden veel leerlingen het belangrijk om erbij te horen. Hierdoor krijgen ze soms foute vrienden met wie ze meelopen. 
Stel je voor: jouw school wil een campagne organiseren om leerlingen duidelijk te maken dat het niet nodig is om dingen te doen onder druk van of voor anderen.

Zou je de school aanraden dit boek te gebruiken bij de campagne? Leg uit waarom wel/niet en vertel hoe jij de campagne vorm zou geven. Gebruik minimaal 100 woorden.