Alle goede dingen: Opdracht

Opdracht niveau 2 | Personages

Titel Alle goede dingen
Niveau boek 3
Opdracht niveau 2 | Personages
Studielast 2 uur
Werkvorm individueel
Focus invloed van bijfiguren op de hoofdpersoon
Je leert te bepalen welke invloed bijfiguren uitoefenen op het doel van de hoofdpersoon.
Gemaakt door Jildau Vrieswijk

A

1. Hoe ben jij makkelijk te beïnvloeden?

2. Welke mensen hebben weleens invloed op jou gehad bij belangrijke keuzes?

3. Welke karaktereigenschappen of emoties helpen jou vaak als je een bepaald doel wilt bereiken? Leg je antwoord uit.

4. Welke karaktereigenschappen of emoties werken je juist tegen als je een bepaald doel wilt bereiken? Waardoor komt dat?

B

In boeken hebben hoofdpersonages vaak een doel dat ze proberen te bereiken. De andere personages en elementen in het verhaal kunnen het hoofdpersonage helpen of juist tegenwerken om dat doel te bereiken. Hieronder is dit schematisch weergegeven.

1. Wat is het doel van Beth?

2. Welke personages proberen Beth te helpen bij het bereiken van haar doel? Leg uit hoe ze dat doen.

3. Welke personages werken Beth juist tegen bij het bereiken van haar doel? Leg uit hoe ze dat doen.

4. Welke personages lijken in eerste instantie een helper, maar blijken later toch een tegenstander te zijn? Onderbouw je antwoord met een voorbeeld. 

Beth heeft zelf ook invloed op het bereiken van haar doel.

5. Bepaal welke emotie of karaktereigenschap van Beth haar helpt om haar doel te bereiken. Leg je antwoord uit.

6. Welke emotie of karaktereigenschap werkt haar juist tegen? Leg je antwoord uit.

C

1. Wat voor beeld had jij van Beth aan het begin van het verhaal?

2. Is jouw beeld van Beth veranderd? Leg uit waarom dat wel/niet het geval is.