Match: Opdracht

Opdracht niveau 2 | Spanning

Titel Match
Niveau boek niveau 1
Opdracht niveau 2 | Spanning
Studielast 2 uur
Werkvorm individueel
Focus spanningsopbouw
Je leert over spanning en spanningsopbouw in een verhaal.
Gemaakt door Jan Erik Grezel

Match heeft drie verhaallijnen. Elke lijn heeft zijn eigen spanningsboog. Je kunt in de Literaire theorie (aan het eind van deze opdracht) meer lezen over de manieren waarop schrijvers spanning in een verhaal kunnen brengen.

A

  1. Noem twee boeken, films of series die je heel spannend vond. Wat maakte dat die boeken, films of series zo spannend waren?
  2. Heb jij Match als een spannend boek ervaren? Zo ja, wat zorgde voor de spanning? Zo nee, waar lag dat aan?
  3. Had jij misschien nog meer spanning in het boek willen ervaren? Hoe zou de schrijver dat erin hebben moeten brengen?


B

  1. Noteer welke drie verhaallijnen het boek heeft.
  2. Welke personages spelen in elke lijn de belangrijkste rol?
  3. Welke gebeurtenissen of omstandigheden zorgen binnen elk van de lijnen voor spanning? Je kunt je antwoord formuleren als een vraag, bijvoorbeeld: Waarom gaat Jabbar …?


C

Lees de Literaire theorie aan het eind van deze opdracht.

  1. Bekijk nog eens wat je bij B3 genoteerd hebt.
    Noteer bij minimaal drie gebeurtenissen of omstandigheden welke manier de schrijver gebruikt om in die gevallen spanning in het verhaal te brengen of te houden. Kies zo mogelijk uit de zes technieken.
    [Een voorbeeld: Aan het eind van het eerste deel dat Lola heet, staat (blz. 38): “… pas toen ze echt rond ging kijken, viel haar op dat er iemand was die haar elke pauze, de hele pauze, in de gaten hield. Het was een jongen en hij zat bij haar in de klas. En een beetje tokkelen op haar gitaar in de berging van de gymzaal deed de rest.”
    Je hebt wel een idee wie die jongen is, maar de schrijver houdt dat nog even voor zich. Ook wat dat tokkelen op de gitaar voor effect heeft, is niet helemaal duidelijk, maar het maakt het wel spannend. Wat zou er gaan gebeuren tussen Lola en ‘die jongen’? Deze spanning hoort bij de verhaallijn ‘Jim-Lola’. De toenadering tussen die twee verloopt langzaam. Bovendien speelt Jabbar hierbij een rol, althans in het hoofd van Jim.]
  2. Zijn er in het verhaal nog andere manieren gebruikt?

 
D

Herlees het intro: de eerste anderhalve bladzijde van het boek.

  1. Hoe zorgt dit intro voor extra spanning aan het begin van het verhaal?
  2. Zou het kunnen dat het intro ook iets van de spanning wegneemt? Zo ja, hoe dan? 

 

Literaire theorie: spanning

Je kent het wel: iemand vertelt over een bijzondere gebeurtenis en je hangt aan zijn of haar lippen. Als jij het verhaal vervolgens navertelt aan iemand anders, is het lang zo spannend niet meer. Vertellen, en vooral spánnend-vertellen is een kunst. Of een kunstje. Dat kun je leren. Je moet voor een goede opbouw zorgen, niet meteen de uitkomst vertellen en afwisseling brengen. Dat laatste kan door je verhaal even te onderbreken en een zijpaadje in te gaan. Dat paadje leidt later toch weer naar de kern van het verhaal.
Een goed verhaal spoort de lezer aan om verder te lezen. Spanning is daarbij vaak de motor. Wat gaat er gebeuren? Wie heeft het gedaan? Krijgen ze elkaar? Dat zijn een paar simpele vragen die ervoor zorgen dat je als lezer door de hoofdstukken vliegt.
Er zijn verschillende technieken om spanning in een verhaal te brengen.

  1. Het poppenkasteffect: jij weet als lezer meer dan de (hoofd)personen in het verhaal.
  2. De cliffhanger: een hoofdstuk eindigt op een spannend moment, het volgende hoofdstuk is een zijpad.
  3. Het vraagteken: het verhaal roept vragen op die je snel beantwoord wilt zien, maar dat gebeurt pas later.
  4. De vooruitwijzing: iets in het verhaal wijst op een mogelijke gebeurtenis of ontwikkeling in de toekomst.
  5. De suggestie: je neemt iets voor waar aan (“Die dakloze zal wel de dader zijn”), wat het niet blijkt te zijn.
  6. Het uitstel: de afloop van het verhaal wordt tot de laatste zin op de laatste bladzijde bewaard.