De zee zien: Opdracht

Opdracht niveau 1 | Personages

Titel De zee zien
Niveau boek 2
Opdracht niveau 1 | Personages
Studielast 2 uur
Werkvorm individueel
Focus personages
Je leert reflecteren op de relaties tussen personages.
Gemaakt door Sara Janssen

A

Kees is niet van plan om vrienden te worden met Jan. ‘Ik wilde weten wie hij was en om die reden wilde ik zijn vriend zijn en niet omdat hij aardig was, want dat was hij niet, niet altijd.' Kees vindt Jan dus niet altijd aardig. Toch ontstaat er tussen de jongens een bijzondere vriendschap.

Geef aan of je het met de volgende stellingen eens bent:

a Vrienden vertrouwen elkaar - eens / oneens
b Vrienden vinden elkaar aardig - eens / oneens
c Vrienden hebben dezelfde interesses - eens / oneens
d Vrienden vinden elkaar niet aantrekkelijk - eens / oneens
e Vrienden zijn altijd eerlijk tegen elkaar - eens / oneens


B

Van sommige mensen zou je nooit verwachten dat ze vrienden zijn, omdat het lijkt alsof ze zoveel van elkaar verschillen. Geef de verschillen tussen Jan en Kees weer in het volgende schema en beantwoord vervolgens de vragen 1 t/m 8.


Schema: verschillen tussen Jan en Kees

Vraag 1


Het schema benadrukt de verschillen tussen Kees en Jan. Noem ook twee overeenkomsten tussen de jongens.


Vraag 2


Is de vriendschap tussen Kees en Jan gebaseerd op verschillen of overeenkomsten? Leg je antwoord uit.


Vraag 3


Vind jij dat Kees en Jan tegenpolen zijn? Waarom wel / niet?


Vraag 4


Kees wilde weten wie Jan was. Waarom wilde hij dat zo graag weten, denk je?


Vraag 5


Wilde Jan ook weten wie Kees was? Waarom wel / niet?


Vraag 6


Kies uit de stellingen a t/m e (van opdracht A) er één die het meest past bij de vriendschap tussen Kees en Jan. Leg uit waarom je voor die stelling gekozen hebt.


Vraag 7


Zou jij vrienden kunnen zijn met iemand die ‘jouw tegenpool’ is? Welke voordelen heeft het om bevriend te zijn met iemand die je tegenpool is?


Vraag 8


Zou jij vrienden kunnen zijn met Jan? Leg je antwoord uit.


C

De schrijver van De zee zien, Koos Meinderts, vertelde in een interview:
'Hoe de jongens elkaar tegenkomen, dat wás er ineens. Kees zit te vissen, Jan komt eraan en zegt: ‘Je zit op mijn plekkie’. Als Kees geen plaats maakt, geeft Jan hem een knal voor z’n kop. Toen ik dat opschreef, dacht ik: dat is toch een raar begin van een vriendschap. Maar het typeert hun vriendschap wél.'
Wat bedoelt de schrijver met: 'Het typeert hun vriendschap wél'? Leg je antwoord uit (max. 75 woorden).