Het instituut: Opdracht

Opdracht niveau 3 | Thematiek

Titel Het instituut
Niveau boek niveau 2
Opdracht niveau 3 | Thematiek
Studielast 1 uur
Werkvorm individueel
Focus thematiek
Je leert reflecteren op het thema.
Gemaakt door Anne de Koning
Bron 1 tussentaalenbeeld.nl | voorbeelden van concrete poëzie

A

Beantwoord eerst de vragen. De antwoorden leiden tot het formuleren van het thema.

Vraag 1

Wie is de hoofdpersoon?


Vraag 2

Wat weet je over de hoofdpersoon? Noem enkele eigenschappen.


Vraag 3

Hoe is de situatie van de hoofdpersoon in het begin van het boek? Noem enkele kenmerkende omstandigheden.


Vraag 4

Hoe is de situatie van de hoofdpersoon aan het einde? Noteer hoe hij zich voelt en waar hij is.


Vraag 5

Is er in het boek sprake van een probleem dat de hoofdpersoon moet overwinnen?


Vraag 6

Welke tegenwerkingen ondervindt de hoofdpersoon?


Vraag 7

Waarom steekt Otto in het laatste hoofdstuk De Vink in de brand?


Vraag 8

Maak van je antwoorden op voorgaande vragen een elfje. Dit is een gedicht dat bestaat uit elf woorden.
Doe het als volgt:

Stap 1: Kies één woord dat je vindt passen bij Het instituut. Kies iets wat bij dit woord past en schrijf dit in één woord op. Bijvoorbeeld een persoon, een gebeurtenis of een gevoel.
Stap 2: Noem een eigenschap, wat hij/zij/het doet of waar hij/zij/het zich bevindt. Schrijf dit in twee woorden op.
Stap 3: Is er sprake van tegenwerking of tegenslagen? Het antwoord hierop mag drie woorden zijn.
Stap 4: Wat moet eraan gedaan worden? Wat is de ontwikkeling? Het antwoord hierop mag vier woorden zijn.
Stap 5: Wat is de uitkomst? Of wat vind je van de uitkomst? Het antwoord hierop mag één woord zijn.


Vraag 9

Het thema kun je nu ook noemen. Kies enkele belangrijke woorden uit je elfje. Bestudeer de Literaire theorie. Welk motief heeft de meeste overeenkomst met jouw woord(en)?


B

Bekijk via bron 1 voorbeelden van concrete poëzie. Maak nu van je elfje concrete of visuele poëzie. Een kenmerk hiervan is het concreet (zichtbaar) maken van wat de woorden betekenen. Het lezen van het gedicht wordt het bekijken ervan. Je leest niet meer van links naar rechts en van boven naar beneden.


(Literaire) theorie

Thema (grondmotief)
 - de formulering van één zin, waarin je op een abstract niveau zegt welke visie in de tekst verwoord wordt. Dit is de moeilijkste stap die de lezer maakt: hoe vat je een vuistdikke roman in één zin samen? De richtlijn is dat je abstracte motieven gebruikt. Abstracte motieven zijn overkoepelde begrippen die het verband in een verhaal aangeven, zoals: angst voor verval - dood - eenzaamheid - stilstand - buitenstaander - generatieconflict - kinderlijke onschuld - verlangen - vriendschap - liefde - handicap - maatschappijkritiek - hebzucht - jaloezie - armoede - depressie - wraak - pesten - verveling - geloof - gezin - overspel - jeugdherinneringen - ouder worden - dementie - emancipatie - xenofobie - oorlog - milieu - obsessie - toeval.