Pogingen iets van het leven te maken: Opdracht

Opdracht niveau 1 | Personages

Titel Pogingen iets van het leven te maken
Niveau boek niveau 2
Opdracht niveau 1 | Personages
Studielast 1,5 uur
Werkvorm individueel
Focus personages
Je leert je inleven in personages die veel ouder zijn dan jijzelf.
Gemaakt door Janneke Blok
Bron Spel 'Open kaart'

A

1. Waar moet jij aan denken als het over ‘ouderen’ gaat? Heb je misschien zelf nog een opa of oma, of ken je leeftijdgenoten die nog grootouders hebben? Kom je wel eens in een bejaardenhuis of wonen er misschien veel ouderen bij jou in de buurt? (100 woorden)
2. Kun jij je voorstellen dat opa of oma bij jou in huis woont? Wat zou je daarvan vinden? Bedenk voor- en nadelen voor zowel jou als opa of oma.


B

Lees bron 1. Het gaat over het spel ‘Open kaart’ dat is ontwikkeld voor een woonproject in Utrecht, waar jongeren en ouderen samenwonen.  

1. Waarom is dit spel ontwikkeld?
2. Wat is een ‘beleefdheidspraatje’ en wat een ‘echt gesprek’ volgens jou?
3. Waarom is het moeilijker om een gesprek aan te gaan met een leeftijdsgenoot dan met iemand die veel ouder of jonger is dan jijzelf, denk je?

Hieronder vind je een aantal voorbeeldvragen uit het spel:

  • Welke wijze les heb je geleerd van je ouders?
  • Als je één ding in je leven zou mogen overdoen, wat zou dat zijn?
  • Hoe oud zou je willen worden?
  • Wat mis je het meest aan kind zijn?

4. Wat valt je op aan de vragen? Waar gaan ze over? Kan iedereen ze beantwoorden?
5. Kies één vraag uit. Wat is daarop jouw antwoord? En dat van Hendrik Groen, denk je?
6. Jij hebt het dagboek van de 83-jarige Hendrik Groen gelezen én je bent jong! Bedenk drie vragen die absoluut niet in het spel ‘Open kaart’ mogen ontbreken.

 
C

Op 25 maart 2013 schrijft Hendrik Groen in zijn dagboek: ‘Pubers voelen zich opgelaten bij oude mensen. Die snappen niks, horen slecht, hebben geen computer, zijn traag, weten niets van mode en muziek en serveren alleen maar koekjes. Werelden van verschil.’

Heeft Hendrik Groen gelijk? Reageer op zijn uitspraak en maak gebruik van je bevindingen bij A en B. (100 woorden)