Donderdagmiddag, halfvier: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Intertekstualiteit

In deze roman komen verschillende figuren voor uit de Griekse mythologie en de Bijbel. Jullie gaan onderzoeken wie deze figuren zijn en jullie gaan uitzoeken waarom juist deze figuren in Donderdagmiddag, halfvier worden genoemd.

Titel Donderdagmiddag, halfvier
Niveau boek niveau 3
Opdracht niveau 4 | Intertekstualiteit
Studielast 1 à 2 uur
Werkvorm drietal
Focus intertekstualiteit
Je leert verbanden tussen de roman en oudere teksten analyseren
Gemaakt door Jannet Oosterhuis

Vraag 1


Je start met een schrijfopdracht. Ga op zoek naar de mythologische en Bijbelse verhalen waaruit de volgende figuren afkomstig zijn:


Figuur A


Cassandra (p. 77-78)


Figuur B


Agamemnon en Iphigeneia (p. 84/blz. 90 e.v.)


Figuur C


Abraham en Izaäk (p. 90 e.v.)


Jullie beschrijven elk een van deze verhalen in je eigen woorden. Gebruik hiervoor hoogstens 500 woorden.


Vraag 2


Lees elkaars verhalen. Welke personages in deze roman lijken op een of andere manier op de mythische/Bijbelse figuren en wat zijn de overeenkomsten? Bespreek dit met elkaar.


Vraag 3


Je beschrijft nu elk voor je eigen figuren (a, b of c) met welk romanpersonage (of: met welke romanspersonages) deze te vergelijken is/zijn. Noem minstens twee overeenkomsten.


Vraag 4


Het verschijnsel dat in literatuur verwezen wordt naar andere (literaire) teksten of naar films of muziek, heet intertekstualiteit. Kijk je anders naar de roman nu je deze intertekstualiteit in Donderdagmiddag, halfvier hebt ontdekt? Geeft het een extra betekenislaag? Vind je dat het boek hierdoor beter wordt? Deel jullie meningen met elkaar en beantwoord daarna deze vraag individueel en leg je antwoord ook uit.