Dorst: Opdracht

Opdracht niveau 3 | Personages / relaties
Titel | Dorst |
---|---|
Niveau boek | niveau 3 |
Opdracht | niveau 3 | Personages / relaties |
Studielast | 2 uur |
Werkvorm | individueel of tweetal |
Focus | personages / relaties |
Je leert | hoe een personage psychologisch in elkaar steekt. |
Gemaakt door | Monique Metzemaekers |
Bron | leokannerhuis.nl | Wat is autisme? Dr. Leo Kannerhuis van het centrum voor autisme |
A
Vraag 1
Elisabeth vindt contact met haar medemensen moeilijk.
Lees de bron over autisme. Hierin vind je vijf kenmerken van een autisme-spectrumstoornis. Noteer deze kenmerken en bespreek per kenmerk of het op Elisabeth van toepassing is. Gebruik elke keer voorbeelden uit het boek bij je bespreking.
B
Vraag 1
Zoek bij de volgende personages een passage uit het verhaal waaruit duidelijk wordt welk contact Elisabeth heeft met de mensen in haar omgeving.
Bijvoorbeeld: Hans - Elisabeth p. 118-119.
a. de kapper
b. Coco
c. Martin, haar werkgever
d. Wilbert, haar (ex-)man
e. Hans, de vriend van Coco
Vraag 2
Vul het schema hieronder in: zet de personages in volgorde van het beste naar het slechtste contact met Elisabeth. Licht je keuze per personage toe.
personage | toelichting |
---|---|
C
Vraag 1
Wat valt je op aan de volgorde bij B? Hoe kun je dit verklaren? Kiest Elisabeth hier zelf voor of is er iets anders aan de hand?
Vraag 2
Hoe zit dat met Coco? Is zij wie ze wil zijn? Of is er iets anders aan de hand?