Dorst: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Stijl
Titel | Dorst |
---|---|
Niveau boek | niveau 3 |
Opdracht | niveau 4 | Stijl |
Studielast | 2 à 3 uur |
Werkvorm | individueel |
Focus | stijl |
Je leert | oog krijgen voor het effect van een bepaalde stijl. |
Gemaakt door | Monique Metzemaekers |
A
Elisabeth heeft moeite met het taalgebruik van haar dochter, 'de zware dochtertaal'. Ze begrijpt zelf alleen de 'kappertaal'.
Herlees het eerste hoofdstuk en het hoofdstuk dat begint op p. 83. Hierin vind je voorbeelden van 'kappertaal' en van 'dochtertaal'.
Vraag 1
Noteer in het schema hieronder de kenmerken van de 'kappertaal' en van de 'dochtertaal'. Geef steeds voorbeelden.
Vraag 2
Herschrijf een dialoog naar keuze van 'kappertaal' naar 'dochtertaal'. Voeg een kopie van de gekozen dialoog toe.
kenmerken | kappertaal | dochtertaal |
---|---|---|
woordkeus | ||
zinsbouw | ||
lengte van de zinnen |
B
Vraag 1
Waarom heeft Elisabeth een voorkeur voor kappertaal boven dochtertaal? Geef voorbeelden uit de oorspronkelijke en de herschreven dialoog bij je antwoord.