Fortuna's kinderen: Opdracht

Opdracht niveau 3 | Tijd

De bron bij deze opdracht is een recensie die je op LiteRom kunt vinden. Voor het gebruik van LiteRom geldt: je moet lid zijn van de plaatselijke bibliotheek; dan kun je inloggen met je bibliotheekaccount. 

Titel Fortuna's kinderen
Niveau boek niveau 3
Opdracht niveau 3 | Tijd
Studielast 2 à 3 uur
Werkvorm Als tweetal
Focus Verteltijd en vertelde tijd
Je leert reflecteren op de verhouding tussen de verteltijd en de vertelde tijd.
Gemaakt door Merel Heuberger
Bron Recensie Onno Blom (op LiteRom)

Ga met elkaar in gesprek over de opdrachten bij A en B. Jullie noteren tussendoor allebei in steekwoorden (op papier) wat er gezegd wordt. In opdracht B5 werken jullie dit individueel uit in een verslag van dit gesprek.

A

  1. Wat vinden jullie van de omvang van Fortuna’s kinderen? Noemen jullie dit boek dik, dun of precies goed?
  2. Wanneer is een boek voor jullie gevoelsmatig ‘te dik’?

    Lees de betekenis van de literaire termen 'verteltijd' en 'vertelde tijd' hieronder:
    - De verteltijd is de tijd die nodig is om een verhaal te vertellen. De verteltijd wordt gewoonlijk uitgedrukt in aantalleen woorden, regels of bladzijden.
    - De vertelde tijd is het tijdsverloop van het verhaal dat verteld wordt (vanaf de eerste gebeurtenis tot en met het slot). 

  3. Bespreek samen de volgende vragen:
    a) Zou de vertelde tijd invloed hebben op de verteltijd? Zo ja, wat zou die invloed volgens jullie zijn?
    b) Heb je weleens een heel dik boek gelezen dat over een opvallend korte periode vertelt? Weet je de titel nog?
    c) En andersom: een dun boek dat juist over een lange periode vertelt? Welk?


B

Het beroemde boek Honderd jaar eenzaamheid (1967) van Gabriel García Márquez heeft 'slechts' 427 pagina's nodig om een verhaal te vertellen dat honderd jaar omvat. Het leven uit een dag (1988) van A.F.Th. van der Heijden (ook op deze site, niveau 4) neemt verhoudingsgewijs veel meer verteltijd: 223 pagina's om gebeurtenissen te beschrijven die maar iets meer dan 24 uur in beslag nemen. Zo zie je dat de relatie tussen verteltijd en vertelde tijd niet eenduidig is.

Het Boekenweekgeschenk Leon & Juliette, dat in 2020 uitkwam, is in zijn geheel opgenomen in Fortuna’s kinderen, als deel I. Na dit eerste deel was de zoektocht voor Van der Zijl nog niet af.

  1. Stel dat Van der Zijls zoektocht ten tijde van het schrijven van deel I wel al af was geweest. Zou zij de veel langere geschiedenis (vertelde tijd) uit Fortuna's kinderen dan ook als Boekenweekgeschenk – dus in 96 pagina's, een veel kortere verteltijd – hebben kunnen schrijven? Waarom wel of niet?

    Lees nu beiden bron 1.
  2. Wat zou het antwoord van Blom zijn op vraag 1? Citeer in de aantekeningen de zin(nen) uit zijn recensie die je het antwoord op deze vraag geven.
  3. Van der Zijl gebruikt de vrij onbeperkte ruimte die ze voor Fortuna's kinderen had onder andere om een langere periode te beschrijven dan die in het Boekenweekgeschenk; zijn er nog meer verschillen aan te wijzen? Zo ja, welke?

    Niet alleen het Boekenweekgeschenk, ook Van der Zijls uiteindelijke familiekroniek heeft een relatief korte verteltijd in verhouding tot de vertelde tijd. Denk nogmaals na over de consequenties van het vertellen van een langdurige geschiedenis in een beperkt aantal pagina's.
  4. Wat zijn onvermijdelijke consequenties van het gebrek aan ruimte (in boeken in het algemeen)? In welke delen van Fortuna's kinderen merkte je dit het duidelijkst?
  5. Reflecteer samen op de vragen die jullie tot nu toe besproken hebben. Over welke antwoorden waren jullie het eens en over welke dingen waren jullie het oneens? Schrijf beiden een kort verslag van jullie gesprek (max. 300 woorden).


C

Voor opdracht C1 heb je allebei een blanco vel papier (A4 of groter) nodig.

  1. [individueel] Teken een tijdlijn van 1818-1933. Zet kruisjes bij periodes die jij essentieel vindt voor de familiegeschiedenis die Van der Zijl beschrijft, en die zij dus niet weg zou kunnen laten indien de verteltijd verkort zou worden.
  2. [samen en individueel] Vergelijk de twee tijdlijnen. Staan jullie kruisjes op dezelfde plaatsen? Is er een groot verschil in het aantal kruisjes dat jullie gezet hebben? Hoe komt dit? Ga in gesprek over de overeenkomsten en verschillen. Schrijf vervolgens wederom een individueel verslag (max. 300 woorden), ditmaal van jullie laatste gesprek, en voeg dit bij het verslag dat je bij B5 schreef.