Niemand in de stad: Opdracht

Opdracht niveau 3 | Spanning

Er zijn lezers die eerst de laatste bladzij van een boek lezen. Die willen blijkbaar vooral weten 'of ze elkaar krijgen'. Of ze hebben zó'n hekel aan een open einde, dat ze al van tevoren zeker willen zijn dat het boek hen wat dat betreft niet zal teleurstellen.

Titel Niemand in de stad
Niveau boek niveau 3
Opdracht niveau 3 | Spanning
Studielast 2 à 3 uur
Werkvorm individueel of tweetal
Focus spanning
Je leert reflecteren op de kwaliteit van het begin en het eind van een roman
Gemaakt door Pieter Waalewijn
Bron 1 Marja Pruis, 'Staat je goed', op: athenaeum.nl
Bron 2 Abdelkader Benali in gesprek met Philip Huff, op: YouTube

A

Maar laten wij bij het begin beginnen. Dit boek opent met een proloog van twee bladzijden.

Vraag 1

De lezer krijgt al in de proloog een hint naar iets dat pas veel later in het boek wordt ingevuld. Waarnaar wordt er verwezen? Licht je antwoord toe door de zin(nen) uit de proloog te citeren waarin de hint staat.


Vraag 2

In de proloog verwijst de ik-verteller ook naar zijn laatste ontmoeting met Jacob. Waar in het boek (noteer bladzijnummers) wordt die ontmoeting beschreven?


Vraag 3

Lees de eerste vijf alinea's (drie vetgedrukte en twee gewone) van Marja Pruis' bespreking van Niemand in de stad (bron 1).

Vraag A:
Wat bedoelt zij als ze schrijft dat die proloog een beetje een truc is en een zwaktebod? Leg zo duidelijk mogelijk in eigen woorden uit wat haar kritiek is.

Vraag B:
Ben jij net zo negatief over deze proloog, of werkte hij voor jou wél goed?

Vraag C:
Was het boek zonder proloog volgens jou sterker of zwakker geweest? Leg uit.


B

Nu ga je het einde van Niemand in de stad nader bekijken. Lees eventueel eerst de literaire theorie hieronder over het einde van verhalen.

Vraag 1

Bekijk het laatste deel van de roman, 'September', nog eens goed, en noteer in een paar zinnen wat er in die drie 'hoofdstukjes' aan de orde komt.


Vraag 2

Geef voor elk van deze 'hoofdstukjes' aan of je het een bevredigende afronding vindt. Licht je keus duidelijk toe.


Vraag 3

Vraag A:
Kijk nog eens naar de laatste bladzij en naar de allerlaatste zin. Hoe interpreteer jij dit slot?

Vraag B:
Zie jij dit echte slot nu als een open of als een gesloten einde? Of misschien zelfs als een happy end? Leg uit.


Vraag 4

Aan het eind van een interview met Philip Huff toont de interviewer, de schrijver Abdelkader Benali, zich niet enthousiast over het slot van Niemand in de stad. Bekijk de video van bron 2 vanaf minuut 22; duur: anderhalve minuut. Wat is Benali's kritiek en hoe verdedigt Huff zich?

 

Literaire theorie

De meeste lezers willen duidelijkheid aan het eind van een verhaal; het einde moet een echte 'afsluiting' van het verhaal zijn, de lezer wil antwoord wat betreft zijn vragen en vermoedens over de afloop. Het happy end is hierbij favoriet: alles loopt dan goed af voor de positieve personages. Als er wél sprake is van een duidelijke, maar niet per se een goede afloop, noemen we dat een gesloten einde. Bij verhalen waar aan het eind niet alles wordt opgelost, en waar de lezer dus blijft zitten met onbeantwoorde vragen, is er een open einde. Doordat de schrijver geen afrondende eindsituatie heeft toegevoegd, wordt de lezer zelf uitgedaagd om na te denken over de afloop.
(naar: Jos Schilleman en Loek Uijtdewilligen, Blauwdruk. Literatuur voor de bovenbouw, Den Bosch: Malmberg, 1982, p. 75-76)