Niemand in de stad: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Culturele context

In bron 1 vind je een YouTube-filmpje waarin de schrijver Abdelkader Benali met Philip Huff praat over Niemand in de stad. Het interview begint na ongeveer drie minuten, en duurt 20 minuten. Bekijk het filmpje, en maak intussen aantekeningen. We gebruiken dit interview om een paar aspecten van het boek nader te bekijken.

Titel Niemand in de stad
Niveau boek niveau 3
Opdracht niveau 4 | Culturele context
Studielast 2 à 3 uur
Werkvorm individueel
Focus culturele context
Je leert een roman in een culturele context plaatsen
Gemaakt door Pieter Waalewijn
Bron 1 Abdelkader Benali in gesprek met Philip Huff, op: YouTube
Bron 2 Jiskefet, Lullo's aflevering 'Kater', op: YouTube
Bron 3 Live-opname van De Dijk, op: YouTube

Vraag 1

In het interview gaat het op een gegeven moment over Nescio met zijn boeken De uitvreter en Titaantjes. Lees de leerlingenpagina op Lezenvoordelijst over Nescio (niveau 5).

Vraag A:
In hoeverre heeft Huff Nescio's boeken als voorbeeld gehad, als je dit zo leest? Wat zijn de parallellen?

Vraag B:
Wat vindt Huff zelf - blijkens het interview - zo speciaal aan Nescio?


Vraag 2

In het interview brengt Benali de Lullo's van Jiskefet ter sprake. Bekijk het filmpje van bron 2; duur: 10 minuten.

Vraag A:
Komt het beeld van de corpsstudenten uit het filmpje overeen met Huffs beschrijving? Leg uit in 100-150 woorden.

Vraag B:
Je kunt deze drie types, Van Binsbergen, Kerstens en Kamphuys, verbinden met drie verschillende personages uit Niemand in de stad. Doe dat, en geef een korte motivering bij jouw combinaties.

Vraag C:
Huff verwijst in het interview naar precies deze aflevering ('Kater') van de Lullo's. Wat zegt hij over Jiskefets Lullo's? Is hij erdoor geïnspireerd? Ziet hij de Jiskefet-uitbeelding als persiflage? Geef uitleg bij je antwoorden.

Vraag D:
Kees Prins, één van de drie Jiskefet-acteurs, noemt in een interview met Trouw (19 juni 2015) de Lullo-studenten 'types die nog niet precies weten wie ze zijn. En ook maar hun vader nadoen en een grote bek opzetten op niks af.' Past deze typering van die studenten ook op de personages in Niemand in de stad? Licht je antwoord toe.


Vraag 3

Op een bepaald moment in het interview zegt Huff, in een tussenzinnetje: 'En daarin zit dan ook de titelverklaring'. Zoek de passage in de roman op waar hij het over heeft (in het deel 'Oktober-mei').

Vraag A:
Citeer de zin waarin de titel verstopt zit, en vermeld het paginanummer. Had jij bij het lezen van het boek al door dat je hier de titel tegenkwam?

Vraag B:
Ben je het eens met Huff dat hier de titel verklaard wordt? Wat zou de titel, gezien vanuit deze passage, betekenen?

Vraag C:
Dit is hoe dan ook de enige plaats in het boek waar de titel voorbijkomt. Toch wordt voor een verklaring van Niemand in de stad meestal een andere kant op gekeken. Bekijk bron 3 en herlees daarna p. 169-170 van de roman. Is dit een betere (of misschien zelfs: de enig juiste) titelverklaring? Leg uit.


Vraag 4

Krijgt het boek voor jou, nu je het in een wat breder cultureel kader geplaatst hebt, meer diepgang? Leg uit.