Robinson: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Leidmotieven

In hoofdstuk 5 wordt een natuurkundeles besproken. Tijdens een blokuur gaat het, als voorbereiding op een proefwerk, over water en de vele kenmerken ervan. Robinson is in de ban.
In de hele roman Robinson spelen water en verwijzingen naar water een grote rol. Ze worden daarmee betekenisvol. Dit soort elementen in een verhaal worden leidmotieven genoemd. Lees hierover de literaire theorie.
Met deze opdracht gaan jullie deze elementen ordenen en analyseren.

Titel Robinson
Niveau boek 3
Opdracht niveau 4 | Leidmotieven
Studielast 2 à 3 uur
Werkvorm tweetal (kan ook individueel)
Focus leidmotieven
Je leert werking en betekenis van leidmotieven kennen.
Gemaakt door Gosse Koolstra

 

Vraag 1


Schrijf op een groot stuk papier zoveel mogelijk gegevens uit het boek die water zijn, te maken hebben met water of die ernaar verwijzen (zelfs 'schip', 'haven' enz.). Doe dit kritiekloos, zonder systeem; hoe meer hoe beter.


Vraag 2


Nu gaan jullie ordenen. Maak drie rubrieken: eentje met de elementen die Robinson een fijn gevoel geven, eentje met de elementen die een gevoel van verveling en stagnatie geven en eentje met elementen waarbij ze zich eenzaam en ongelukkig voelt. Gebruik daarvoor het schema hieronder. In iedere rubriek is een voorbeeld gegeven.


Vraag 3


Bespreek de ingevulde situaties. Beschrijf wat precies veroorzaakt dat Robinson zich gelukkig / verveeld / ongelukkig voelt.


Vraag 4


Zien jullie overeenkomsten tussen de elementen van eenzelfde rubriek (behalve natuurlijk de overeenkomst die vetgedrukt bovenaan staat)? Zo ja, welke overeenkomst(en) zien jullie?


Vraag 5


Beschrijf ten slotte de contrasten tussen de schaatspartij in de kerstvakantie en de zeiltocht in de paasvakantie; als er overeenkomsten zijn in die twee situaties, beschrijf je die ook. 

fijn/gelukkig verveling/stagnatie enzaam/ongelukkig
Ze ervaart Johanna Freida als een schip (slot h. 3) Het regent de hele herfstvakantie (h. 2) Het einde van de zeiltocht (h. 6)


Literaire theorie

Net als in muziek kunnen in een verhaal bepaalde stukjes worden herhaald en kan er een patroon ontstaan door deze herhaling. We spreken van leidmotieven als zulke elementen, die van zichzelf geen bepaalde symbolische betekenis hebben, hierdoor toch betekenisvol worden. Een leidmotief kan een getal, kleur, ding, gebeurtenis, situatie of handeling zijn.