Robinson: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Literaire kritiek

Titel Robinson
Niveau boek niveau 3
Opdracht niveau 4 | Literaire kritiek
Studielast 3 uur
Werkvorm individueel
Focus literaire kritiek
Je leert je eigen oordeel over de roman scherpen aan de literaire kritiek.
Gemaakt door Gosse Koolstra
Bron 1 reinjanmulder.nl | 'De verwarringen van de jonge Robinson'
Bron 2 tzum.info | 'Doeschka Meijsing – "Ik ben gewoon erg goed in mooie zinnen"'
Bron 3 dereactor.org | Herman Stevens, 'Als een hond in het water'
Bron 4 Tonny van Winssen, 'Doeschka Meijsing', in: Doeschka Meijsing, Robinson (De Grote Lijsters 1993-3), p. 85-91.

A Formuleren van je eigen oordeel


Vraag 1


Gebruik schema 1 en formuleer onder de gegeven invalshoeken in kolom 1 een aantal eigen invalshoeken.


Vraag 2


Noteer in kolom 2 jouw oordeel.


Vraag 3


In kolom 3 motiveer je je oordeel met argumenten.


schema 1

Invalshoek Oordeel Argumentatie
taalgebruik
constructie
spanning

B Verkenning van de kritieken


Lees de tekst onder Literatuurgeschiedenis en daarna de bronnen eronder. Gebruik schema 2 om de belangrijkste oordelen te ordenen. Soms komt een criticus zowel bij Positief als bij Negatief voor. Je mag Doeschka Meijsing zelf ook opnemen als critica.


schema 2
 

Naam criticus Positief oordeel Naam criticus Negatief oordeel


C Confrontatie van de literaire kritiek en je eigen oordeel


Vraag 1


Gebruik schema 3. In kolom 1 vul je de oordelen in waarmee je het eens bent.


Vraag 2


In kolom 2 komen de oordelen waarmee je het niet eens bent.


Vraag 3


In kolom 3 komt alleen maar een X te staan als voor dit oordeel geldt dat de literaire kritiek jouw oordeel hierover heeft veranderd.


Vraag 4


In kolom 4 noteer je jouw oordelen die niet voorkomen in de literaire kritiek.


schema 3  

Mee eens Mee oneens Veranderd Eigen oordeel, niet genoemd door de critici

D Conclusie

Formuleer een conclusie, waarin je je eigen oordelen toetst aan die van de literaire kritiek. Je gebruikt hiervoor 500–750 woorden.


Literatuurgeschiedenis

Na publicatie van Robinson in 1976 verschenen er uiteenlopende reacties in de pers. Reinjan Mulder (NRC Handelsblad) sprak van 'knappe constructies' die 'ongemerkt in de roman opgenomen' zijn. Hij is van mening dat alles perfect bij elkaar past en dat er niets weggelaten had kunnen worden. Ook Pierre H. Dubois (Het Vaderland) is positief. Hij legt meer het accent op de inhoud: de breuk tussen het verraste 'Ah, the world!' en het teleurgestelde 'Oh, the world!' in het motto is de weergave van een 'fundamenteel eigen ervaring' van de auteur.
Wam de Moor (De Tijd) is eveneens lovend: hij noemt Robinson een geslaagde puberteitsroman waarin veel lezers zichzelf kunnen herkennen, die zich niet verliest in bijzaken en die een voortdurende spanning tussen hoofdpersoon en buitenwereld voelbaar maakt.
Uitgesproken negatief waren Kees Fens (de Volkskrant) en Guus Luijters (Het Parool). Fens vindt de roman 'overzorgvuldig'; Meijsing hanteert volgens hem een overdaad aan literaire kunstmiddelen die niet wezenlijk bijdragen aan het magere verhaal. Luijters valt hem bij: 'Een schitterend boek dus, tot pagina 52, want dan komt ineens de klad erin. (…) Meijsing slaat aan het uitleggen en de lol is eraf.' Volgens Fens was toen 'de natuurlijkheid op en moest de rest middels literaire kunstmiddelen volbracht worden.' Sommige critici missen het hart, zoals Geert van Beek (Elsevier) die meent dat Meijsing meer vertelde wat ze wist dan wat ze zintuiglijk ondervond, zodat je als lezer maar weinig zag, hoorde, rook en voelde.
Meijsing zelf ten slotte vond ook dat de invloed van de letterenstudie te merkbaar was in het werk en dat het te schetsmatig was. Ze nam zich voor in de toekomst 'losser' te gaan schrijven.
Intussen is het wel het meest herdrukte werk van Doeschka Meijsing.