A

Bekijk een gedeelte uit het tv-programma Eus’ Boekenclub (bron 1); het gaat om het gedeelte van min. 7:40 t/m 14:52. Je ziet een korte discussie tussen Karin Amatmoekrim (auteur van o.a. Het gym, N2 op onze site) en John Jansen van Galen (auteur van diverse non-fictieboeken over Suriname).
Beantwoord vervolgens onderstaande vragen.

1. Wat houdt het begrip ‘culturele toe-eigening’ volgens de auteurs in?
2. Onder welke voorwaarden is het volgens Karin Amatmoekrim wel toegestaan om je als een auteur het verhaal van ‘de ander’ toe te eigenen?
   
   Bij het schrijven van Wij zijn licht heeft Gerda Blees zich laten inspireren door het waargebeurde verhaal van een Utrechtse woongroep (zie ‘Verantwoording en dankwoord’, p. 223).
3. De overgebleven leden van de woongroep willen de roman die Blees over hen schreef, niet lezen. Waarom niet, denk je?
4. Leg uit in hoeverre je dit boek volgens jou kunt plaatsen in de literaire discussie over ‘culturele toe-eigening’.

B

Is Gerda Blees bij uitstek de persoon om het verhaal van de Utrechtse woongroep te vertellen in Wij zijn licht? Wat vind jij?
Schrijf een betoog van circa 400 woorden waarin je jouw mening onderbouwt. Maak daarbij gebruik van je antwoorden bij A en de informatie uit bron 2 en bron 3. Besteed in je betoog aandacht aan de inhoud, het perspectief en de literaire vorm van de roman.
Vermeld in de eerste alinea van je betoog de stelling die je verdedigt, bijvoorbeeld: ‘Gerda Blees heeft van het eendimensionale nieuwsbericht stap voor stap gelaagde fictie gemaakt’ (Bo van Houwelingen, recensent de Volkskrant). Ben je het niet eens met deze stelling of is er een andere stelling die beter past bij jouw standpunt, formuleer dan zelf jouw stelling.