Beatrijs: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Cultuurhistorische context

Beatrijs lijkt vooral een religieus verhaal, een Mariamirakel waarbij het vertrouwen in Maria voorop staat. Maar achter deze religieuze laag schuilt een hoofse invloed. Het verhaal zoals wij dat kennen was bedoeld voor een aristocratisch publiek, een publiek dat vertrouwd was met de hoofse omgangsvormen. Of wellicht een publiek dat bestond uit de hogere burgerij, vertrouwd met hoofsheid, maar tegelijk ook kritisch staand tegenover de adel. We weten het niet. Wat we wel weten is dat er in Beatrijs een keur aan hoofse invloeden schuilt. Deze invloeden verklaren waarom het verhaal op bepaalde punten gaat zoals het gaat. In de opdracht onderzoek je eerst waar de hoofse invloeden zichtbaar worden in het verhaal. Vervolgens ga je vragen uit een boekverslag van een jongen genaamd Peter beantwoorden. Tot slot kom je tot een oordeel over zijn boekverslag met betrekking tot de hoofse invloeden.

Titel Beatrijs
Niveau boek 4
Opdracht niveau 4 | Cultuurhistorische context
Studielast 3 uur
Werkvorm individueel
Focus cultuurhistorische context
Je leert reflecteren op centrale waarden van een middeleeuwse tekst.
Gemaakt door Judith de Lang
Bron literatuurgeschiedenis.nl | 'Beatrijs'
dbnl.org | Jozef D. Janssens, 'Een pleidooi voor Beatrijs' geliefde'
scholieren.com | boekverslag van Peter, opdracht 4A en 4B

A

In deze opdracht ga je bepaalde wendingen die het verhaal neemt onderzoeken op hun hoofsheid. Daarvoor gebruik je het verhaal en bron 1 en 2. De wendingen die je onderzoekt zijn:

  1. Het moment dat Beatrijs haar gevoelens bespreekt met haar geliefde aan het venster (versregel 95 t/m 158);
  2. Het moment waarop ze haar geliefde in de tuin tegemoet treedt vlak voor hun vlucht (versregel 249 t/m 288);
  3. Het moment waarop de geliefde voorstelt de liefde te bedrijven in het veld (versregel 342 t/m 364);
  4. Het moment waarop Beatrijs zich realiseert dat ze met prostitutie haar brood moet gaan verdienen (versregel 433 t/m 463).

Leg bij deze wendingen in het verhaal uit, waarin de hoofse invloed zit van dit fragment. Waaraan zie je dat? En wat betekent dit voor de betekenis die je toekent aan dat fragment? Maakt deze hoofse invloed dat je anders gaat denken over de situatie dan voorheen? Licht je antwoord toe.


B

Wanneer je deze vier wendingen hebt uitgewerkt, ga je de kritiek van Peter op scholieren.com (bron 3) weerleggen met je nieuw verworven kennis. De vragen die Peter impliciet of expliciet stelt in zijn verslag hebben alle te maken met de hoofse omgangsvormen. Je mag de vragen overnemen en de antwoorden plaats je er per vraag direct achter. Lees voor je begint eerst bron 3. 

  1. Waarom heeft Beatrijs nooit een vak geleerd en kan ze niets met haar handen?
  2. Waarom gaat Beatrijs niet meteen bedelen, wanneer de armoede haar treft?
  3. Eerst besluit Beatrijs om hoer te worden, later niet meer. Waarom verandert ze van gedachten?
  4. Kon Beatrijs lezen en schrijven? Geeft de tekst hierover informatie?


C

Tot slot probeer je een oordeel te geven over de kwaliteit van Peters verslag op grond van jouw kennis van het verhaal.
In hoeverre beïnvloedt Peters gebrek aan inzicht in de hoofse invloeden zijn oordeel? Is dit erg? Leg je antwoord uit en gebruik hierbij verwijzingen naar zijn verslag.