Camera Obscura: Opdracht

Opdracht niveau 5 | Kritiek

Het is duidelijk dat Hildebrand een beeld van zijn tijdgenoten schetst. Maar maakt Hildebrand foto's, realistische portretten, of tekent hij karikaturen?

Titel Camera Obscura
Niveau boek niveau 4
Opdracht niveau 5 | Kritiek
Studielast 3 uur
Werkvorm individueel
Focus kritiek
Je leert contemporaine kritiek wegen en beoordelen.
Gemaakt door Marlies Schouwstra
Bron literatuurgeschiedenis.nl | 'Camera obscura'
Download Camera obscura opdr N5_2 (290 kb)

A

Bekijk de afbeeldingen van de Amerikaanse presidentskandidaat Donald Trump (te vinden onder Downloads). Elke afbeelding verraadt min of meer de houding ten aanzien van Trump van degene die de afbeelding heeft gemaakt.

Vraag 1

Door de maker van welke afbeelding zou jij zelf het liefst afgebeeld worden? Waarom?   


Vraag 2

En door wie zou jij absoluut niet geportretteerd worden? Waarom?   


Vraag 3

Welke afbeelding(en) vind jij realistisch?   


Vraag 4

Welke afbeelding(en) vind jij karikaturaal?   


Vraag 5

Hoe zou je de afbeelding(en) typeren die je niet bij vraag 3 en 4 hebt genoemd? Bedenk indien nodig voor elke afbeelding een aparte typering.


B

Lees tekst I onder Literatuurgeschiedenis.

Vraag 1

Leg in eigen woorden uit wat Hildebrand bedoelt. Doe het zo dat het jou zelf én je docent duidelijk is dat je begrijpt wat Hildebrand hier zegt.


Vraag 2

Lees bron 1. Is de manier waarop Hildebrand zijn personages portretteert het beste te vergelijken met het werk van een fotograaf of een tekenaar of gaat hij op een andere manier te werk? Leg je antwoord uit en laat aan de hand van een voorbeeld uit het boek zien hoe hij te werk is gegaan.


C

Lees tekst II onder Literatuurgeschiedenis.

Vraag 1

Wat is Potgieters voornaamste kritiek op Camera Obscura? Citeer de kernzin uit de tekst die deze kritiek verwoordt en leg uit wat Potgieter ermee bedoelt.


Vraag 2

Welke wens spreekt Potgieter uit? Citeer deze zin en leg uit wat Potgieter ermee bedoelt.   


Vraag 3

Ben je het met Potgieter eens met betrekking tot Camera Obscura? Waarom (niet)?   


Vraag 4

Zijn Potgieters kritiek en aanbeveling wat jou betreft ook van toepassing op sommige hedendaagse romans? Leg je antwoord uit.


D

Schrijf een korte beschouwing (ca. 500 woorden). De titel is 'Hildebrands Camera Obscura: tekening, vertekening of karikatuur?'

In je beschouwing:

  • beschrijf je Hildebrands werkwijze;
  • geef je antwoord op de vraag of je zelf door Hildebrand geportretteerd zou willen worden (en waarom);
  • omschrijf je Potgieters kritiek op Camera Obscura;
  • geef je jouw mening over Potgieters kritiek.

In de laatste alinea vat je het voorgaande kort samen en geef je antwoord op de vraag uit de titel.


Literatuurgeschiedenis

I

In het voorwoord bij Camera Obscura schrijft Hildebrand:
'De schaduwen en schimmen van Nadenken, Herinnering en Verbeelding vallen in de ziel als in eene Camera Obscura, en sommige zoo treffend en aardig, dat men lust gevoelt ze na te teekenen en, met ze wat bij te werken, op te kleuren, en te groepeeren, er kleine schilderijen van te maken, die dan ook al naar de groote Tentoonstellingen kunnen gezonden worden, waar een klein hoekje goed genoeg voor hen is. Men moet er evenwel geen portretten op zoeken; want niet alleen staat er honderdmaal een neus van Herinnering op een gezicht van Verbeelding, maar ook is de uitdrukking des gelaats zoo weinig bepaald, dat een zelfde tronie dikwijls op wel vijftig onderscheiden menschen gelijkt.'


II

Twee jaar na het eerste verschijnen van Camera Obscura plaatste de schrijver en criticus E.J. Potgieter enkele kritische kanttekeningen bij het boek:

'Het boek heeft tal van verdiensten, en wij zullen daaraan straks onbekrompen regt doen, maar er faalt voor ons gevoel eene hoofdverdienste aan, welke wij zoo gaarne bij en boven die alle zouden huldigen. Het is geen lid der Nuttigheidsbent, dat hier spreekt. Ik weet, dat ik geen regt heb van den auteur te vergen, dat hij gispe, hervorme, afbreke; het beste misschien, wat er bij ons te doen is. Het valt mij niet in, van hem te eischen, dat hij zich mede beijvere de wetenschap vooruit te brengen, de kunst eenen stap verder te doen gaan. Hij heeft in dit boek slechts willen teekenen, en hij deed het voortreffelijk, en met warmte; maar welke warmte? - O dat eene liefde als die voor de taal, door zijn werk zoo heerlijk verkondigd, zich over alles had uitgebreid, hoeveel schoonere vruchten zou het dragen, dan wij er nu aan dank mogen weten, hoe talrijk zij zijn!'

Uit: E.J. Potgieter, 'Kopijeerlust des dagelijkschen levens', op: dbnl.org