In het boek speelt toneel een belangrijke rol. Lucia gaat met Giacomo naar een klucht, een populair genre in die tijd. Japin kiest het spel Arlekijn Hulla, een romantische klucht die Jacques Japin vertaald heeft uit het Frans en die in de achttiende eeuw daadwerkelijk opgevoerd is in de Amsterdamse schouwburg.

Vraag 1


Leg de intertekstualiteit uit die in deel III, 3 wordt gebruikt. In dit deel wonen Giacomo en Lucia de bovengenoemde klucht in de Amsterdamse schouwburg bij.


Vraag 2


In hoeverre levert deze een bijdrage aan de inhoud van het boek? In hoeverre draagt deze bij aan de structuur van de roman?


Vraag 3


Voorspelt deze intertekstualiteit het einde correct?


Vraag 4


Nu zouden Lucia en Giacomo misschien niet naar toneel gaan, maar naar de film. Kun je een film bedenken die dezelfde rol zou kunnen vervullen als Arlekijn Hulla in de roman? Leg uit.


 

(Literaire) theorie

Intertekstualiteit is het verschijnsel dat literaire teksten verwijzingen naar of citaten uit andere (literaire) teksten bevatten. Hierdoor wordt de structuur en/of inhoud van het werk versterkt.

Hoe verschillend de romantische kluchten ook waren, het stramien was tamelijk simpel. Doorgaans ging het om tenminste twee paar gelieven die elkaar probeerden te krijgen maar op de weg naar elkaars hart een obstakel vonden in de vorm van één of twee vaders of een buitenstaander als medeminnaar. Maar met behulp van tenminste twee knechten, een domme en een slimme, werden deze belemmeringen uit de weg geruimd, en aan het slot kreeg ieder zijn deel.
De opbouw van een klucht is vaak in drie of vijf bedrijven, er wordt een grappige situatie beschreven en de personages laten zich vaak leiden door primaire levensdriften. De functie die de klucht vervulde was de gedragscode duidelijk maken.