Een vlucht regenwulpen: Opdracht
Opdracht niveau 4 | Motieven 1
Deze opdracht kan een 'tweeluik' vormen met opdracht N4/3. Deze opdracht staat op zichzelf, maar je kunt (als dat mogelijk is) jouw uitkomsten met die van iemand die opdracht N4 - Motieven 2 heeft gemaakt.
In veel romans komen motieven en symbolen voor die ontleend zijn aan verhalen uit de klassieke oudheid. Denk bijvoorbeeld aan: Orpheus en Eurydice, het paard van Troje, Icarus en Sisyphus. Een van de meest voorkomende klassieke motieven is het Oedipusmotief. De negentiende-eeuwse psychiater Sigmund Freud beweerde zelfs dat alle jongens een 'oedipale fase' doormaken.
Titel | Een vlucht regenwulpen |
---|---|
Niveau boek | 4 |
Opdracht | niveau 4 | Motieven (1) |
Studielast | 2 uur |
Werkvorm | individueel |
Focus | motieven |
Je leert | het Oedipusmotief in Een vlucht regenwulpen herkennen en interpreteren. |
Gemaakt door | Marlies Schouwstra |
Bron | nl.wikipedia.org | 'Oedipuscomplex' |
(Literaire) theorie | 'Motieven en symbolen', in: Joke van Balen e.a., Basisboek Literatuur, Groningen, Uitgeverij kleine Uil, 2009, p. 113-114 |
A
Vraag 1
Bestudeer bron 1 over het Oedipuscomplex.
Welk(e) aspect(en) van het Oedipuscomplex herken je in Een vlucht regenwulpen?
Vraag 2
Volg de link in bron 1 naar de ziektegeschiedenis van 'Kleine Hans'.
Welke overeenkomst(en) zie je tussen Maarten en Kleine Hans?
Hint: herlees, indien nodig, het hoofdstuk 'Kauwen'.
Vraag 3
Beschrijf nauwkeurig Maartens houding ten aanzien van seksualiteit. Geef ten minste twee voorbeelden uit de roman om je beschrijving te illustreren.
Vraag 4
Volgens Freud maakt de oedipale fase deel uit van de fallische fase, die kinderen van 3 tot 6 jaar doormaken. Laat, aan de hand van voorbeelden uit de roman, zien dat Maartens oedipale fase aanzienlijk langer lijkt te duren.
B
Vraag 1
Bestudeer de Literaire theorie, met name de paragraaf over 'grondmotief'.
Wat is volgens jou het grondmotief van Een vlucht regenwulpen? Je mag je antwoord formuleren als een als-dan-constructie, maar dat hoeft niet.
Vraag 2
Vind je dat het grondmotief dat je hebt geformuleerd betrekking heeft op de hele roman? Of zijn bepaalde, belangrijke, aspecten buiten beschouwing gebleven? Zo ja, welke?
C
Vergelijk je bevindingen met iemand die opdracht N4 - Motieven 2 heeft gemaakt. Welke verschillen merken jullie op? Is het mogelijk jullie beider bevindingen te verenigen in één grondmotief? Zo ja, doe dat.