Foon: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Hoofdpersoon

Titel Foon
Niveau boek niveau 4
Opdracht niveau 4 | Hoofdpersoon
Studielast 3 uur (incl. kijken korte documentaire)
Werkvorm individueel
Focus personages
Je leert de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon te analyseren.
Gemaakt door Janneke Blok
Bron Bron 1: artikel over dagdromen
Bron 2: documentaire The Daydreamers

A

We dagdromen of fantaseren allemaal wel eens. Dat kan gaan over wat je later wil worden, over dat meisje of die jongen op wie je stiekem verliefd bent of over wat er zou zijn gebeurd als je iets wel of juist niet had gedaan.

(De antwoorden op de volgende vier vragen mag je voor jezelf houden.)

  1. Waar dagdroom of fantaseer jij zoal over? Geef twee voorbeelden.
  2. Het woord ‘dromen’ suggereert iets positiefs. Ervaar je dagdromen als een fijne bezigheid, of kan het ook andere gevoelens oproepen?
  3. Er wordt vaak gesproken over ‘toekomstdromen’. Is het ook mogelijk om over het verleden te dromen, denk je? En waarom zou je dat doen?
  4. Zijn er bepaalde momenten of periodes waarop/in je meer of minder dagdroomt? Hoe komt dat, denk je?


B

Lees het artikel ‘Dagdromen om niet te hoeven leven’ (bron 1) en bekijk de documentaire The Daydreamers (bron 2).
Beantwoord vervolgens onderstaande vragen.

  1. Wat zijn de positieve effecten van (gericht) dagdromen volgens onderzoeker Eli Somer? Noem er twee.
  2. Leg in je eigen woorden uit wat maladaptive dreaming inhoudt. Welke eigenschap kent Somer toe aan mensen die aan deze mentale ziekte lijden waarover gezonde dagdromers niet beschikken?
  3. Hoe is het overmatig dagdromen bij de twee vrouwen uit de documentaire ontstaan? Wat bieden de dromen Agatha en Jessica (tijdelijk), wat ze in de realiteit niet vinden?


C

Het is goed mogelijk dat Nadja uit Foon ook lijdt aan maladaptive dreaming. Volgens de schrijfster zelf ‘fabuleert’ de hoofdpersoon de hele tijd.
Schrijf een psychologisch rapport van ongeveer 500 woorden over Nadja, waarin je onderzoekt in hoeverre zij een maladaptive daydreamer is. Gebruik daarvoor je bevindingen bij A, de informatie die je hebt opgedaan bij B en verwijs naar concrete voorbeelden uit het verhaal. Kies ten minste drie van de volgende verhaalelementen:

  • het ongeluk met de beren in ‘het jaar dat ik me liever niet herinner’
  • de ‘verdwenen’ dochter (Vera)
  • de ‘Grote Geluiden’
  • de machinist
  • de Zogenaamde Pope
  • Ilja Platneus (‘de schrik van de buurt’)
  • de verdwijning van Lev, die terugkomt met een nog onontdekte diersoort
  • de (pratende) raaf
  • het pasgeboren bokje
  • de mammoet, de Russische oerolifant (herlees eventueel het laatste hoofdstuk)