Foon: Opdracht

Opdracht niveau 5 | Waardering

Titel Foon
Niveau boek niveau 4
Opdracht niveau 5 | Waardering
Studielast 3,5 uur
Werkvorm individueel
Focus waardering
Je leert je mening te vormen over een werk aan de hand van de prijzen waarmee het bekroond is.
Gemaakt door Janneke Blok
Bron Bron 1: over Jan Wolkers

Marente de Moor is een gewaardeerd schrijfster. Recensent Arjen Fortuin noemt haar ‘een van de eigenzinnigste auteurs van het Nederlands taalgebied’. Haar boek Foon werd tweemaal genomineerd voor een literaire prijs en tweemaal bekroond. De schrijfster sleepte er in 2019 zowel de Jan Wolkersprijs voor ‘het beste natuurboek’ als de F. Bordewijkprijs ‘voor het beste Nederlandstalige prozaboek’ mee binnen. Lees hieronder het oordeel van beide jury’s.

Jury Jan Wolkersprijs over Foon
‘Van de wel zeer diverse shortlist heeft De Moor ons het meest verrast en getroffen, dankzij haar meeslepende schrijfstijl en de lading van haar roman. In haar verhaal vol raadsel en mysterie spat de natuur van de pagina’s af, elke bladzijde nodigt uit tot doorlezen, om je tot slot achter te laten in stilte en mijmering. Daarbij schrijft De Moor op een wijze die in de verte doet denken aan de naamgever van deze prijs. Dat is een grootse prestatie, die de jury unaniem beloont met de Jan Wolkersprijs.’

Jury F. Bordewijkprijs over Foon
‘De tragische pogingen van de mens om de natuur te bedwingen, te begrijpen en te sturen, raken de kern van het oeuvre van De Moor. Er spreekt een grote liefde voor de wetenschap uit en een diep doorvoeld besef van de vergeefsheid van het menselijk streven. Resoluut leidt De Moor haar lezers naar de rand van het bos, in de wetenschap dat er vroeg of laat iets zal gebeuren dat de beren tevoorschijn roept. Foon is een met meesterhand geschreven ideeënroman over de mens die het mysterie van het bestaan steeds moeilijker kan verdragen, van een van de eigenzinnigste auteurs van het Nederlands taalgebied.’


A

Doe een klein onderzoekje naar beide prijzen en de naamgevers ervan. Wie was Jan Wolkers, wat kenmerkt zijn werk en schrijfstijl? Je kunt hiervoor bron 1 raadplegen. Doe hetzelfde voor F. Bordewijk. Hier helpen de Literaire theorie en Literatuurgeschiedenis (onderaan deze opdracht) je op weg. Maar ook op Lezen voor de Lijst zelf kun je veel informatie vinden over beide auteurs en hun werk. Maak aantekeningen. 


B

Schrijf een betoog van circa. 500 woorden, waarin je je weloverwogen oordeel geeft over Foon. Vind je dat deze roman van De Moor terecht bekroond is met de Jan Wolkers- en de F. Bordewijkprijs? Maak gebruik van je bevindingen bij A en onderbouw je oordeel met concrete voorbeelden uit de roman. Als het aankomt op de stijl, citeer dan ook.  


Literaire theorie

Ideeënroman – Roman waarin de auteur vooral zijn visie op (een aspect van) de wereld duidelijk wil maken, waarbij hij het verhaal wat ondergeschikt maakt aan zijn visie. De visie kan gepresenteerd worden in een eigentijdse roman, maar kan ook geprojecteerd worden op een deel van de geschiedenis en is dan een historische ideeënroman. De ideeënroman heeft enige verwantschap met de probleemroman en de strekkingsroman.
Uit: Joke van Balen e.a., Basisboek Literatuur. Groningen: Uitgeverij kleine Uil Educatief (3e druk 2011), p. 40.

 
Literatuurgeschiedenis

Het proza van Bordewijk

Na een bijna vergeten debuut met ‘fantastische vertellingen’ ging Bordewijk vanaf 1931 opnieuw publiceren. Voor zijn werk wordt wel eens de term ‘nieuwe zakelijkheid’ gebruikt. Dan doelt men vooral op zijn stijl van ‘gewapend beton’, de planmatig opgebouwde reeksen van korte hoofdstukje en de korte zinnen of de moderne onderwerpen van zijn toekomstromans Blokken en Knorrende beesten. Veel elementen van Bordewijks werk doen echter allerminst zakelijk aan, ook wat de stijl betreft: de eigenaardige woordvolgorde, de buitenissige woorden en zonderlinge eigennamen, de opvallende metaforen, waarvan hier enkele voorbeelden: ‘hij had de stem van een weekdier’, zijn hoofd ‘was tegen een troffel aangeboetseerd met slordige kwakken natte kalk’, ‘hij keek door een bril van bloed’, ‘de klok aan de wand had een jichtige slag’, ‘een groenig stervend straatlicht hield zich in evenwicht aan het niets’.

Bordewijks romans verschillen wezenlijk van de hiervoor beschreven reportageromans. Zijn werk sluit op een aantal punten meer aan bij het magisch realisme; het bevat tal van magisch-realistische en surreële elementen. De personages in zijn verhalen en romans uit de jaren dertig vertegenwoordigen meestal in de eerste plaats een idee of een prototype; om dat uit de verf te laten komen, worden bepaalde zaken sterk uitvergroot en andere juist weggelaten. Verder is er veel aandacht voor geheimzinnige en bovennatuurlijke verschijnselen waar de rede geen vat op heeft. Naast nachtdromen komen ook ‘openoogsdromen’ voor. De ruimtebehandeling is dikwijls essentieel voor de thematiek, waarvan ook het macabere en onheilspellende deel uitmaakt.

Centraal in Bordewijks oeuvre staan verval en desintegratie, met als tegenpolen tucht en discipline. Die laatste twee hebben iets fascinerend, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in de manier waarop een leraar in Bint (1934) een klas temt en de zoon in Karakter (1938) de tegenwerking van zijn vader weet te overwinnen. Maar op het menselijk vlak gaat er in beide gevallen veel verloren. Eenzijdige of eenduidige pleidooien voor tucht of discipline zijn deze romans zeker niet; de discussie over ‘de strekking van Bint’ die in de jaren dertig begon, duurt nog steeds voort.

Het Rood paleis (1936) is een luxueus bordeel dat als een reële ruimte wordt beschreven maar tegelijkertijd als ‘onwerkelijk’ en ‘bovenwerkelijk’. Het bordeel brandt af en dat drukt uit hoe er ten slotte in de nieuwe (twintigste) eeuw een einde komt aan het negentiende-eeuwse fin de siècle en daarmee ook aan de traditionele klassen- en sekseverhoudingen. Veel surreële elementen komen voor in de merkwaardige verhalenbundels De wingerdrank (1937) waarin ook het doodsmotief steeds aanwezig is.

Na de oorlog heeft Bordwijk verder gebouwd aan zijn reputatie als romanschrijver. Zijn boeken, die zich dan nogal eens afspelen in zakenmilieus, blijven duidelijk aan elkaar verwant, maar de extreme kanten ervan zijn verdwenen.

Uit: Boven, Erica van & Kemperink, Mary, Literatuur van de Moderne Tijd. Nederlandse en Vlaamse letterkunde in de 19e en 20e eeuw. Uitgeverij Coutinho (2006), p. 207-9.