Grip: Opdracht

Opdracht niveau 3 | Perspectief

Grip wordt vanuit drie personages – hij-figuren – verteld. In deze opdracht ga je na hoe de schrijver dat doet en welk effect dat heeft op de lezer.

Titel Grip
Niveau boek 4
Opdracht niveau 3 | Perspectief
Studielast 2,5 uur
Werkvorm individueel
Focus perspectief
Je leert hoe perspectief vorm krijgt in een roman en welke gevolgen dat heeft voor de lezer.
Gemaakt door Jan Erik Grezel
Bron gripstephanenter.blogspot.nl | interview vóór de publicatie van Grip (oktober 2011)

A

Stel dat jij een verhaal wilt schrijven over een reiservaring. Misschien een beklimming in de Alpen, een skivakantie, een fietstocht met vrienden, je eerste vakantie met vrienden zonder ouders.


Vraag 1


Wat is het meest voor de hand liggende perspectief als je één vertelinstantie mag kiezen?


Vraag 2


Waarom is juist dat het meest gebruikte?


Vraag 3


Welk ander perspectief zou je kunnen overwegen? Wat zou het effect daarvan kunnen zijn?


Vraag 4


Hoe lijkt het je om voor zo’n eigen verhaal verschillende vertelstandpunten te kiezen? En welke zou je dan nemen?


Vraag 5


Wat is het voordeel van een meervoudig perspectief voor jouw verhaal?


B


Als een schrijver voor een meervoudig perspectief kiest, zoals bij Grip, heeft hij daar een bedoeling mee. Het heeft consequenties voor elementen in het verhaal, zoals:

  • de kijk op de omgeving
  • de herinnering aan dezelfde gebeurtenissen zoals beleefd door elk personage
  • de mogelijkheid om je als lezer in te leven in een personage.


Noem zelf nog twee verhaalelementen die bepaald worden door verschillende perspectieven te kiezen.


Herlees nu de volgende passage: Deel Een, 3, blz. 22, vanaf 'Het oog wordt niet verzadigd met zien …' tot blz. 25 '… stapte uit al zijn herinneringen er één naar voren'.


Vraag 1


Vind je het belangrijk om te weten wie hier de verteller/denker is?


Vraag 2


Is dat perspectief iets wat je bewust vaststelt? Of merk je dat vanzelf?


Vraag 3


Denk je dat de schrijver met opzet bepaalde ‘trucjes’ hanteert om duidelijk te maken bij wie het perspectief ligt? Zo ja, welke?


Vraag 4


Welke consequenties heeft dit perspectief voor de verhaalelementen die boven zijn genoemd?


C


Herlees de volgende passages: uit Deel Twee (dit deel bestaat uit één geheel), blz. 86, vanaf 'Lotte viel mensen in de rede …' tot blz. 87 '… of het afgelopen jaar wel zo leuk was geweest.' En uit Deel Drie, I, blz. 115 (begin) tot blz. 118 ('De klas dacht dat ze wat hadden …').


Vraag 1


Hoe stel je met zekerheid vast wie hier de vertellers zijn?


Vraag 2


Vergelijk de drie fragmenten die je bij B en C hebt herlezen. Is er een duidelijk verschil in de manier waarop herinneringen worden opgehaald?


Vraag 3


Welke van de vijf genoemde verhaalelementen (zie onder B) worden het sterkst beïnvloed door de wisseling in perspectief? Hoe komt dat?


Vraag 4


Wat zou er aan het verhaal veranderen als er ook een deel zou zijn waarin het perspectief bij Lotte ligt?


D


Lees bron 1, het eerste deel tot 'In uw vorige roman …'.


Vraag 1


Bekijk je antwoorden op C3 en C4 en vergelijk wat de schrijver hierover zegt. Moet je je antwoord herzien?


Vraag 2


Wat kun je nu zeggen over de voor- en nadelen van een enkelvoudig tegenover een meervoudig perspectief?