Grip: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Betekenis

Je kunt deze opdracht samen maken (vooral bij A is het plezierig om er samen over te praten), maar ook individueel; dan doe je het alleen met je eigen gedachten (en lees je 'je' i.p.v. 'jullie').

Grip heeft verschillende tijdlagen. In beide lagen springt degene bij wie het perspectief ligt, in zijn gedachten ook nog heen en weer tussen heden en verleden. Maar het begrip ‘tijd’ is ook veel aan de orde in de gedachten en gesprekken van de personages.

Titel Grip
Niveau boek 4
Opdracht niveau 4 | Betekenis
Studielast 2 à 3 uur
Werkvorm individueel of als tweetal
Focus betekenis
Je leert reflecteren op het grondmotief (thema) in een verhaal.
Gemaakt door Jan Erik Grezel

A


Vraag 1


Kennen jullie dat gevoel: ‘De tijd glipt me door de vingers’? Wat wordt daarmee bedoeld?


Vraag 2


Je hoort nogal eens: 'Als je jong bent, ligt er nog een heel leven voor je.' Dat is natuurlijk maar de vraag. Hoe staan jullie daarin? Denken jullie veel na over vergankelijkheid, de eindigheid van het leven, (on)sterfelijkheid?


Vraag 3


Hoe is dat bij jullie leeftijdgenoten? Zijn zulke ‘zware onderwerpen’ of levensvragen vaak aan de orde in gesprekken met anderen of zijn zij daar helemaal niet mee bezig?


Vraag 4


Wat zouden jullie ervan vinden als ‘onsterfelijkheid’ binnen handbereik ligt? Welke voor- en nadelen zien jullie? Leg je antwoord uit.


Vraag 5


Zou het in Grip concreet gaan om (fysieke) onsterfelijkheid of wordt er gesproken over onsterfelijkheid in abstracte, symbolische zin?


B


In Grip staan veel passages waarin personages nadenken over ‘de tijd’ en de eigen vergankelijkheid. ‘Onsterfelijkheid’ is een terugkerend onderwerp.


Vraag 1


Op welke manier heeft de schrijver het begrip ‘tijd’ en de betekenis daarvan voor het verhaal ook concreet vormgegeven in het boek? Anders gezegd: in welke passages wordt direct verwezen naar zaken die met tijd te maken hebben? Noem andere dan die op blz. 161.


Vraag 2


Een voorbeeld van zo’n passage op blz. 161:


Vraag 3


‘Hij kreeg de voorstelling, meer een schaduw van een voorstelling, dat het beeld dat je van je leven had, die zeventig of tachtig jaar – dat dat volslagen privé was, en dat je daarin opgesloten was, altijd, dat zelfs al vertelde je alles over je leven tegen een ander, dit beeld toch hoogstpersoonlijk en eenzaam zou blijven, en dat het enige waaraan iemand in een zucht tot onsterfelijkheid gehecht kon zijn die eenzaamheid was. Uiteindelijk, dacht hij, deelden alle mensen op de wereld één enkel klein ding met elkaar en dat was de tijd, dit moment, het ogenblik waarin ze leefden en waarin ze werden voortgesleept – ze deelden het met elkaar als willekeurige reizigers een rijtuig van een trein.’


Vraag 4


Spreekt jou aan wat hier over ‘tijd’ gezegd wordt?


Vraag 5


Hoe verhoudt zich, volgens de gedachten van dit personage (Vincent), de eenzaamheid die hij ervaart tot ‘de tijd’ waarin hij leeft?


Vraag 6


Wat vind je van het beeld waarin de tijd wordt voorgesteld als een rijtuig van een (rijdende) trein? Waarom heeft de schrijver juist dat beeld gebruikt? Beargumenteer je antwoord.


C


Vooral in Deel Een is onsterfelijkheid nadrukkelijk onderwerp van gesprek, als Vincent en Paul met elkaar praten. Herlees enkele passages waarin zij die gesprekken voeren (blz. 20-22 en blz. 32-35).


Vraag 1


Wat is de aanleiding tot het gesprek?


Vraag 2


Kijken Paul en Vincent op dezelfde manier aan tegen deze kwestie?


Vraag 3


Wat is het verband tussen deze gesprekken en de centrale thematiek van het boek?


D


Ben je door deze opdracht anders gaan denken over de betekenis die ‘tijd’ in jouw leven heeft? Blijven je antwoorden op de vragen onder A hetzelfde nu je de hele opdracht gemaakt hebt?