Kartonnen dozen: Opdracht
Opdracht niveau 3 | Thematiek; Fictie en werkelijkheid
Kartonnen dozen zal niet je eerste boek zijn dat zich voor een groot deel op school afspeelt. Waarom zou je, als je al zo veel tijd op school moet doorbrengen, ook nog eens over school gaan lezen?
Titel | Kartonnen dozen |
---|---|
Niveau boek | niveau 4 |
Opdracht | niveau 3 | Thematiek: fictie en werkelijkheid |
Studielast | 3 uur |
Werkvorm | individueel |
Focus | thematiek; fictie en werkelijkheid |
Je leert | nadenken over de feiten in een autobiografische roman; en passant leer je iets over het onderwijs en de politieke verhoudingen in Vlaanderen |
Gemaakt door | Pieter Waalewijn |
Bron 1 | dbnl.org | M. Janssens, 'Een brug te ver voor Anton van Wilderode?' |
Bron 2 | Wikipedia | 'IJzerbedevaart' |
Bron 3 | vn.nl | Annemiek Neefjes, 'Tom Lanoye: Gelukkig kan ik schrijven' (interview met Tom Lanoye), in: Vrij Nederland, 3 oktober 1998 (deze tekst is ook te vinden onder Downloads) |
Downloads | Kartonnen dozen interview |
Vraag 1
Vraag 1a
Welke boeken heb jij al gelezen die het leven op school beschrijven?
Vraag 1b
Is er een boek bij waarin de beschreven school behoorlijk leek op jouw school? Welk? En bij welk boek was er wat dat betreft eigenlijk nauwelijks herkenning?
Vraag 1c
Vind je het over het algemeen prettig, of juist niet, om over school te lezen? Leg uit waarom dat voor jou zo ligt.
Vraag 2
Op de middelbare school die in hoofdstuk 2 en 3 van Kartonnen dozen beschreven wordt, gaat het vast heel anders toe dan op jouw school. Dat komt natuurlijk alleen al doordat het verhaal speelt in het Vlaanderen van de jaren '70.
Vraag 2a
In hoofdstuk 2 beschrijft Lanoye eerst hoe het op die middelbare school was in de eerste helft van de twintigste eeuw, tot en met jaren '60. Schets aan de hand van de informatie in dit hoofdstuk een beeld van Het Kot vóór 'de tweede mutatie'.
Vraag 2b
Na die tweede mutatie komt de ik-figuur op Het Kot. Beschrijf aan de hand van de informatie in hoofdstuk 2 en 3 hoe het op die school toeging in de jaren '70.
Vraag 2c
Hoe denk jij over Het Kot? Wat zijn de grootste verschillen met jouw school?
Vraag 2d
Hoe beleeft de ik-figuur de school waar hij op zit?
Vraag 3
De leraar van wie de ik-figuur het meest heeft opgestoken, was Mussolini. Vanaf p. 92 wordt deze leraar beschreven. Hij is ook degene die ontdekte dat de ik-figuur talent had: 'Je kan schrijven.' (p. 102)
Vraag 3a
Het is een vaststaand feit dat de schrijver Tom Lanoye de laatste twee jaren van zijn middelbare schooltijd Nederlands heeft gehad van de dichter Anton van Wilderode. Van Wilderode was in België een grote naam, maar in Nederland is hij vrijwel onbekend gebleven. Na het overlijden van Van Wilderode in 1998 gaat Marcel Janssens in een lezing op dat verschil in. Lees het artikel van Janssens (bron 1) om je een beeld te vormen van Van Wilderode, en noteer daarbij de overeenkomsten met de leraar Mussolini in Kartonnen dozen.
Vraag 3b
Als Van Wilderode model heeft gestaan voor de leraar Mussolini, dan mag duidelijk zijn dat Lanoye dankzij hem de literatuur heeft ontdekt én zijn eigen schrijftalent. Maar de andere kant van Van Wilderode, waarover je in het stuk van Janssens ook hebt kunnen lezen, komt in de roman eerst aan bod: p. 92-98. Van Wilderode heet in dit boek niet voor niets Mussolini; hij is de man van de Metaalprocessie, lees: de IJzerbedevaart (zie bron 2).
Leg uit welk beeld Lanoye in de beschrijving van p. 92-103 schetst van Van Wilderode, door de verschillende onderdelen van die beschrijving van commentaar te voorzien. Je zult daarvoor de toespelingen en dubbelzinnigheden moeten ontcijferen, maar met de informatie van de genoemde bronnen moet je een heel eind kunnen komen. In bron 3 haalt Lanoye zelf allerlei herinneringen aan Van Wilderode op, die je nog verder kunnen helpen.
Vraag 4
Lanoye heeft dus duidelijk zijn eigen ervaringen gebruikt voor het schrijven van dit boek. Maar wat zou iemand als Van Wilderode eigenlijk gevonden hebben van het portret dat Lanoye van hem schildert in Kartonnen dozen? En: 'Wat zou Z. ervan vinden als hij dit leest? (p. 142 en 146)
Vraag 4a
Vind jij dat een schrijver in een autobiografische roman zich 100% aan de feiten moet houden, of mag hij - het is immers fictie - die wat bijkleuren? En mag hij de mensen uit zijn leven herkenbaar afbeelden? Licht je antwoorden toe.
Vraag 4b
Lanoye plaatst in zijn roman Gelukkige slaven (2013) deze noot: 'Gelukkige slaven is fictie. Elke gelijkenis met bestaande personen of gebeurtenissen berust op toeval.'
Had zo'n noot ook in Kartonnen dozen kunnen staan? En zou dat nog wat uitgemaakt hebben voor de antwoorden die jij bij 4a hebt opgeschreven? Licht je antwoorden toe.
Vraag 4c
Stel dat jij ooit autobiografisch proza gaat schrijven. Zou je het dan ook over je schooltijd hebben? En zouden je leraren en je klasgenoten zichzelf dan duidelijk herkenbaar tegenkomen in jouw tekst? Zou jij je daarna nog op een reünie van je oude school durven vertonen? Licht je antwoorden kort toe.