Kartonnen dozen: Opdracht

Opdracht niveau 5 | Schrijverschap

'Tom Lanoye heeft de Nederlandstalige literatuur een adembenemend oeuvre opgeleverd, waarin de taal kolkt en stroomt en de wereld geen moment rust wordt gegund.' Aldus de jury die Lanoye in oktober 2013 de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre toekende.

Titel Kartonnen dozen
Niveau boek niveau 4
Opdracht niveau 5 | Schrijverschap
Studielast 3 uur
Werkvorm individueel
Focus schrijverschap
Je leert je een beeld vormen van het oeuvre van een schrijver, in relatie tot het gelezen boek
Gemaakt door Pieter Waalewijn
Bron 1 leesmij.nu | 'Tom Lanoye, Kartonnen dozen'
Bron 2 lanoye.be | website van Lanoye
Bron 3 Wikipedia | 'Tom Lanoye'
Bron 4 lanoye.be | recensies van Sprakeloos

Vraag 1


In Kartonnen dozen heb je kunnen lezen over hoe het allemaal begonnen is, dat schrijven van Lanoye: p. 100-103. Maar wat voor schrijver is er uit hem gegroeid? Lees bron 1, 2 en 3 en schrijf op basis daarvan een overzichtelijke, informatieve tekst (minimaal 250 woorden) over het 'adembenemende oeuvre' van Lanoye. Vermeld in elk geval wat voor soorten literaire teksten hij heeft geschreven en noem de belangrijkste titels; denk ook aan eventuele verfilmingen, vertalingen en literaire prijzen.


Vraag 2


Het schrijverschap is ook een van de belangrijkste onderwerpen in Kartonnen dozen, vooral in hoofdstuk 3 en de epiloog. Maar ook het motto van het boek wijst erop. In dit motto citeert Lanoye zichzelf: het is een fragment uit een gedicht dat in zijn bundel Hanestaart (1990) te vinden is. Lanoye heeft in Vrij Nederland (5 oktober 1991) over de slotzin het volgende gezegd: '"Ontploffen" kun je op twee manieren lezen: in de zin van oplossen; van het verdwijnen van alle zekerheden. Maar ook in de zin van loskomen, het beginnen van troost. Literatuur als middel om de misleidende gedachte dat die banale liefde zin heeft gehad, te koesteren. Zij hééft geen zin, maar het opschrijven ervan is mooi. Als je een houten been hebt, kun je er een boek over schrijven en jezelf wijsmaken dat je dáárom dat houten been hebt. Het boek geeft zin aan je houten been.'

In het eerste gedicht van dezelfde bundel Hanestaart vraagt Lanoye zich af: 'Waarom//heb ik mijzelf tot schrijven//geprogrammeerd, terwijl ik weet dat het/me afleert om te leven?' Hij legt uit: 'Altijd als je leeft staat er iemand over je schouder mee te kijken, op zoek naar een groot literair verband, wat een ondergraving, een perversie betekent van alles wat je beleeft. Er is altijd iets in je wat zich op de meest eigenste momenten nog raar zit te verkneukelen: dit is materiaal, dit is drama, dit kan ik gebruiken, goed: nog een litteken erbij! Eindelijk weet ik wat leven is. Er spreekt ook het verlangen naar littekens uit. En het is toch een van de schrijversziektes dat alles wat gebeurt materiaal kan zijn. Je wordt soms kwaad op jezelf maar die gedachte loos je nooit.'


Vraag 2a


Welke visie op het schrijverschap komt naar voren in Lanoyes uitspraak 'Het boek geeft zin aan je houten been' en zijn opmerking over 'schrijversziektes'?


Vraag  2b


Herken je die visie ook in het slot van Kartonnen dozen (p. 146-148)? Welke functie heeft het schrijven van Kartonnen dozen blijkbaar gehad voor Lanoye zelf?


Vraag 3


De jury van de Constantijn Huygensprijs 2013 is lyrisch over Lanoye: 'Wie Lanoye leest, hoort stemmen. Stemmen die een levensechte persoonlijkheid suggereren. Neem de stem van Tom, de legendarische 'slagerszoon met brilletje' uit zijn debuut, de jonge schelm Tony Hanssen uit Alles moet weg, de herboren Shakespearekarakters uit Ten oorlog, de illusieloze Maarten Seebregs uit Het derde huwelijk, of de Zuid-Afrikaanse vrijheidsstrijder die plotsklaps zijn levensverhaal uit de doeken doet in Gelukkige slaven. Al dertig jaar wordt het werk van Tom Lanoye bevolkt door mensen die hun stem laten horen. Het woord nemen en hun verhaal doen. Dat ze daarbij van pijnlijke eerlijkheid kunnen omslaan in de meest doorzichtige pogingen tot bedrog - zelfbedrog niet in de laatste plaats - maakt ze voor Lanoye alleen maar interessanter. (…) Tom Lanoye heeft de Nederlandstalige literatuur een adembenemend oeuvre opgeleverd, waarin de taal kolkt en stroomt en de wereld geen moment rust wordt gegund.'

Recensent Marc Reynebeau laat in 1991 nog wel een kritisch geluid horen. Hij bespreekt Kartonnen dozen in Knack (2 oktober 1991) en prijst Lanoye enerzijds als verteller, maar vindt hem anderzijds een 'babbelaar die haast van geen ophouden weet, die associatief het ene relaas na de andere kommentaar met de volgende observatie verbindt. [...] Soms wordt dat wat te veel, hier en daar zelfs wijsneuzig, en zo blijkt stilaan dat onder Lanoyes eindeloze, pseudo-luchthartige gebabbel iets anders schuil gaat. Alle verhalen en vertellingen zijn in feite omtrekkende bewegingen rondom het eigenlijke tema, waarvoor ze als decor fungeren: de verliefdheid voor Z., die zich blijkbaar maar moeilijk liet schrijven. Want zolang Lanoye het over zijn moeders kookkunst of de zweetlucht in het gymlokaal kan hebben, hoeft Z. niet ter sprake te komen. Het merkwaardige is dan eigenlijk nog dat niet het homoseksuele karakter van die geheime liefde Lanoyes weg naar het geluk verspert, maar louter het onvervuld-zijn ervan, even banaal als vertederend, zoals wellicht elke puberliefde. Daar maakt Lanoye dan literatuur van, zonder gebedel om begrip, nichterig gezeur of puberverdriet. Kartonnen dozen is trouwens in zijn geheel absoluut geen tranerig of jammerend boek, maar houdt integendeel konstant een montere toon vol verwachting en begeerte aan. Daar trekt Lanoye zijn hele stilistische arsenaal voor open en God weet dat dat groot is. Zijn uiterst beweeglijke taalgebruik zit volgepropt met ironizerende referenties naar allerlei taalregisters, hij alludeert, knipoogt en persifleert, verhaspelt archaïsmen en clichés, recycleert liedjes en stripverhalen, eigent zich volkstaal en grootspraak toe en bouwt daarop een beeldenrijkdom die soms van een ontroerende schoonheid is en die nog wordt verstrekt wanneer Lanoye de beelden in zijn tekst laat rijmen en echoën. Zo werd Kartonnen dozen een wervelende roman die vooral door stijl rechtopstaat maar door zijn geagglutineerde opbouw weinig vorm bezit.'

Recensent Jooris van Hulle (De Standaard, 2 november 1991) is ronduit negatief: 'Words, words, words... een teveel aan woorden uiteindelijk, waaronder het beeld van het eenzame jongetje dat keitjes over het water van de Ourthe werpt, bedolven geraakt.'


Vraag 3a


Over welk aspect van Lanoyes schrijverschap zijn de jury van de Constantijn Huygens-prijs 2013 en Reynebeau het duidelijk eens?


Vraag 3b


Waarop heeft de kritiek van Reynebeau en Van Hulle betrekking?


Vraag 3c


Wat is, nu jij Kartonnen dozen gelezen hebt, jouw oordeel over zowel de positieve als de negatieve opmerkingen over Lanoyes schrijverschap?


Vraag 4


Lanoye spreekt zich zelf ook uit over zijn uitbundige, barokke manier van schrijven. In de roman Sprakeloos laat hij expliciet weten dat hij helemaal niets ziet in de klassieke leus 'Less is more'. Volgens hem heeft die gedachte 'de laatste decennia in onze letteren zodanig veel opgang gemaakt dat men gerust mag spreken van een ziektebeeld, genaamd literaire anorexia nervosa' (p. 274). Nee, voor Lanoye is minder gewoon minder, en meer is meer.


Vraag 4a


Op de website van Lanoye staan een paar recensies van Sprakeloos die op dit aspect ingaan (bron 4). Lees de recensies getiteld MoederdierDivo zonder rem en Tegen een lijk is geen taal gewassen. Geef beknopt weer hoe de drie recensenten oordelen over Lanoyes manier van schrijven.  


Vraag 4b


Heb jij moderne Nederlandse literatuur gelezen die, in de woorden van Lanoye, aan anorexia lijdt? Kun je voorbeelden noemen? Ben jij het eens met de typering van Lanoye?


Vraag 4c


Recensent Hellemans vergelijkt aan het einde van Divo zonder rem de roman Sprakeloos met 'pareltjes' als Kartonnen dozen. Ben jij het met hem eens dat Lanoye in Kartonnen dozen 'als proza-auteur wel degelijk kon doseren'? Vergelijk je antwoord met je eerdere antwoord bij vraag 3c.


Vraag 5


Een van de laatste recensies van Sprakeloos op de site van Lanoye (bron 4), van Dries Muus in Vrij Nederland, gaat zowel over Lanoyes manier van schrijven als over het feit dat Lanoye - net als in Kartonnen dozen - in de roman schrijft over het schrijven zelf. Vat Muus' mening over dat laatste aspect kort samen, en reageer erop; lees daarvoor ook je antwoorden bij vraag 2 nog even terug.