Liefde, als dat het is: Opdracht

Opdracht niveau 3 | Personages

Titel Liefde, als dat het is
Niveau boek niveau 4
Opdracht niveau 3 | Personages
Studielast 2 uur
Werkvorm Individueel
Focus Personages
Je leert nadenken over de manier waarop een schrijver personages tot leven brengt.
Gemaakt door Jan Erik Grezel

In deze opdracht ga je personages uit Liefde, als dat het is nader bekijken. Hoe heeft de auteur haar figuren ‘aangekleed’, welke eigenschappen hebben ze en hoe ‘echt’ of herkenbaar zijn ze voor jou als lezer?

A

  1. Denk eens na over deze vraag: Wat voor personages vind jij over het algemeen sympathiek? Naar wie gaat je voorkeur vaak uit? Wat voor figuren zijn dat? Denk aan: een (sport)held, een slimme bedrieger, iemand die zich opoffert, een opstandige puber, een underdog, een vechter, een buitenstaander, iemand die zich ontworstelt aan zijn omgeving of achtergrond. Je kunt ook aan andere figuren denken.
    Beschrijf het type personage van jouw voorkeur in pakweg vijftig woorden en geef aan waarom zo’n figuur jouw sympathie heeft.
  2. Wat lees je liever: een boek waarin personages uitgebreid ‘van buiten’ beschreven worden? Of een roman waarin je als lezer voortdurend in het hoofd van een personage (of van verschillende figuren) zit? Leg uit.


B     

Lees de literaire theorie (onderaan deze pagina) over personages.
Je kunt vrij gemakkelijk allerlei etiketten op romanfiguren plakken. Daarmee karakteriseer je het personage, maar zelden is dat volledig of uitputtend, doordat personages meerdere kanten hebben.  
Hieronder staat een schema met in de eerste kolom, in volgorde van opkomst, de namen van negen mensen uit Liefde, als dat het is. Schrijf in kolom 2 of het naar jouw idee om een hoofd- of bijfiguur gaat. In kolom 3 noteer je kort in welke relatie deze figuur staat tot (een) ander(e) personage(s) in het verhaal. In kolom 4 kun je één of meer karakteriseringen van de persoon zetten die goed tot uiting komen in de roman, zoals: aardig – afhankelijk – behulpzaam – bemoeizuchtig – bezorgd – depressief – egocentrisch – fantasierijk – irritant – naïef – onafhankelijk – opstandig – rationeel – sterk – sympathiek – verliefd – zorgzaam – zwak – anders, namelijk … Een paar vakjes zijn al ingevuld.

 

Personage Hoofd- of bijfiguur Relatie Eigenschap
Sev
Hendrik bijfiguur
David zorgzaam – gekweld – zoekende
Terri
Lucas
Krista
Ally jongste dochter van David en Terri
Eduard
Rafik


C

  1. Als je een roman leest, kom je te weten in welke relatie de personen tot elkaar staan. In Liefde, als dat het is is dat enerzijds ook het geval, anderzijds hebben sommige personen juist helemaal (soms tijdelijk) geen contact met elkaar. Bij welke personages is dat laatste het geval?
  2. Bij wie gaat het daarbij om een bewuste keuze? 
  3. Wat is de reden dat deze figuren die bewuste keuze maken? 
  4. Vind je dat goed voorstelbaar of juist onwaarschijnlijk? Leg uit.


D

  1. Kies nu drie figuren: één die jouw sympathie heeft, één die je onsympathiek vindt en een derde die daartussenin zit. Kijk wat je over die figuren in de vierde kolom van het schema hebt genoteerd.
  2. Ga na op grond waarvan je die karakterisering hebt gegeven. Waarom spreekt het ene personage je meer aan dan het andere? Herken je bijvoorbeeld iets wat je bij de antwoorden bij A genoemd hebt? Een voorbeeld: hoe heeft de schrijfster het beeld gecreëerd van een zorgzame, verlaten en gekwelde echtgenoot?


E

  1. Zijn er personages in de roman die jij (een beetje) karikaturaal vindt? Zo ja, wie? Waardoor?
  2. Wie van de figuren blijft voor jou ‘vaag’? Hoe komt dat? Had de schrijfster deze persoon meer ruimte in de roman moeten geven? Waarom wel/niet? 
  3. Welke personages zijn voor jou heel herkenbaar? Hoe heeft de schrijfster daarvoor gezorgd?
  4. Welke personages vind je minder goed herkenbaar? Hoe komt dat?
  5. Heb je door deze opdracht een beter beeld gekregen van de personages en van wat hen drijft? Leg uit.

 

Literaire theorie: personages

Een schrijver heeft verschillende mogelijkheden om personages voor een roman vorm te geven. Dat kan, als in een schets, met een paar karakteristieke pennenstreken. Dan gaat het vaak om typen of karikaturen, zoals ‘de slechterik’, ‘de grapjas’ of ‘de muze’. Daar tegenover staan reële, gewone mensen van vlees en bloed met wie toch iets bijzonders aan de hand is, anders komen ze niet in een roman terecht. Die krijgen meer aandacht van de auteur.
Er is een klassieke tweedeling als het om personages gaat. Je hebt de ‘vlakke’ figuur (flat character) over wie je eigenlijk weinig te weten komt. Bijfiguren en karikaturen zijn daar voorbeelden van. En je hebt de ‘ronde’ figuur (round character) die jij als lezer goed leert kennen, doordat de schrijver veel over dit personage vertelt en jou soms ook deelgenoot maakt van diens observaties, gedachten, visies en overtuigingen.
Als lezer kun je op verschillende manieren kennis maken met een romanfiguur. De schrijver kan ervoor kiezen om een personage uitgebreid ‘van buiten’ te beschrijven, bijvoorbeeld hoe die eruit ziet en hoe die zich gedraagt. Je kunt ook een goed beeld krijgen van een romanfiguur, doordat je als het ware in het hoofd van zo’n personage zit en precies te weten komt wat die voelt en denkt. Daarnaast kunnen andere romanfiguren een beeld geven van iemand met wie ze in de roman in aanraking komen.