Specht en zoon: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Motieven

In deze opdracht ga je het motief 'zien' in de roman bestuderen.
 

Titel Specht en zoon
Niveau boek niveau 4
Opdracht niveau 4 | Motieven
Studielast 1 uur
Werkvorm tweetal
Focus motieven
Je leert een van de motieven in de roman te onderzoeken
Gemaakt door Jannet Oosterhuis
(Literaire)theorie 'Motieven en symbolen', in: Joke van Balen e.a., Basisboek literatuur. Groningen, Uitgeverij kleine Uil, 2009, p. 113-118

Stel je even voor: je zit in de Nederlandse les en je docent heeft net een enthousiaste uiteenzetting gehouden over de getalssymboliek in Karel en Elegast. Hij vraagt of iemand een voorbeeld hiervan kan noemen. Jij hebt eigenlijk maar met een half oor geluisterd, dus je verschuilt je even strategisch achter de brede rug van Jorn die voor je zit. Je docent blijkt echter van jou een antwoord te willen horen. Hij gebruikt daarvoor een van de volgende zinnen.


Zin 1: 'Jij, met die rode trui, help jij ons eens aan een mooi voorbeeld.'
Zin 2: '[vul je eigen naam in], help jij ons eens aan een mooi voorbeeld.'

Welke van deze twee zinnen heeft jouw voorkeur?

Het blijkt dat de meeste mensen in zo'n geval voor alternatief B kiezen (zonder dat ze daar lang over hoeven na te denken). Heb je een idee hoe dat komt?

Het heeft te maken met onze instinctieve behoefte om gezien te worden, niet als nummer, maar als individu.

De ik-verteller in Specht en zoon gaat een stap verder en stelt dat gezien worden een voorwaarde is om te bestaan: 'Wie ziet mij, alsjeblieft, wie maakt dat ik besta?' (blz. 129).
 

Vraag 1

Inventariseer elk apart minstens vier momenten waarop 'zien' een rol speelt in Specht en zoon. Noteer ze in het schema (er is er al één gegeven).


Vraag 2

Leg nu jullie schema's naast elkaar en bespreek de overeenkomsten en verschillen.


Vraag 3

Kun je jullie inventarisatie in verband brengen met de vraag die het doek stelt op blz. 129: wie maakt dat ik besta? Bespreek dit en noteer elk je antwoord.


Vraag 4

Bespreek hoe je de laatste zin van de roman (eveneens over zien) zou kunnen verduidelijken. Noteer elk je antwoord.


Vraag 5

Bestudeer de Literaire theorie. Wat wil de auteur duidelijk maken over of door het motief 'zien'? Bespreek dit en noteer jullie antwoord in maximaal 50 woorden.


Tabel

'Zien' Pagina Mogelijke interpretatie
1. Uitspraak schepper: 'Op een ding van mij is alles te zien en toch krijg je iets te zien wat je niet ziet.' En daarna: 'Op een ding van mij krijg je iets te zien wat je niet ziet.' 12-13 Herhaling, moet wel van belang zijn. Doordat je dingen ziet, zie/begrijp je nog meer dan alleen het zichtbare?