Tirza: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Vertelsituatie

Titel Tirza
Niveau boek niveau 4
Opdracht niveau 4 | Vertelsituatie
Studielast 1 uur
Werkvorm individueel
Focus vertelsituatie
Je leert nadenken over de mogelijke gevolgen van de vertelsituatie voor de betekenis van een roman
Gemaakt door Martijn Koek
Bron youtube.com | interview met Arnon Grunberg over zijn computergebruik

A

Vraag 1

Met wie heb jij het meeste meegeleefd in het boek? Kies uit: Hofmeester, de echtgenote, Tirza, Bibi, Kaisha, 'Mohammed Atta', en licht je keuze toe.


Vraag 2

Soms gaat meeleven met een personage zo ver dat de lezer zich bijna het personage voelt - er is dan sprake van identificatie. Heb jij je met een van bovenstaande personages kunnen identificeren? Waarom wel/niet?


B

Vraag 1

In de theorie over literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen de personale en de auctoriale vertelsituatie. In het eerste geval gebruikt de schrijver een personage als verteller (dat kan zowel in de ik- als hij/zij-vorm), in het tweede geval is er een verteller die over de personages vertelt (in de hij/zij-vorm) maar zelf geen enkele rol speelt in het verhaal (zie Literaire theorie). Van welke soort verteller is sprake bij Tirza? Licht je antwoord toe.


Vraag 2

Bij welke soort verteller kan een lezer zich het makkelijkst inleven, denk je? En bij welke soort kan hij zich het makkelijkst identificeren? Licht je antwoorden toe.


Vraag 3

Lees nog eens je antwoorden op de vorige vier vragen terug. Kloppen ze met elkaar? Zo nee: welke vraag zou je dan misschien anders moeten beantwoorden?


Vraag 4

De laatste zin van hoofdstuk 3 van deel 2 luidt: 'Zo leefde de familie Hofmeester aan het begin van het nieuwe millennium.' Wie zegt dit? Een personage of een verteller? Klopt dat met je antwoord op vraag B1 en B3?


Vraag 5

Dit zijn nogal veel vragen over een ogenschijnlijk eenvoudige kwestie als de soort verteller in een verhaal. Wat zegt dat over de verteller in Tirza?


C

Vraag 1

In een interview over zijn computergebruik (zie bron 1) vertelt Arnon Grunberg dat hij als hij aan een boek werkt, zijn bestanden in een mapje ordent en dat dat mapje dan de voorlopige titel van het boek krijgt. Bij Tirza luidde die voorlopige titel 'Controle'.
Personages in een roman kunnen worstelen met controle (over hun leven bijvoorbeeld), maar een lezer van de roman kan net zo goed worstelen met controle over het verhaal (begrijpt hij het, kan hij het helemaal volgen). Wat denk je: heb je als lezer meer of juist minder controle over een verhaal als je met de hoofdpersonages kunt meeleven of je zelfs met hen kunt identificeren? Past je antwoord op deze vraag bij je antwoord op vraag A1? Licht toe.


Vraag 2

Grunberg wilde met Tirza dus een boek schrijven over controle. Was dat meer of minder uit de verf gekomen als hij een andere soort verteller had gekozen, of had het niet uitgemaakt? Licht je antwoord toe.


(Literaire) theorie


'Perspectief', in: Joke van Balen e.a., Basisboek Literatuur. Groningen, Uitgeverij kleine Uil, 2009, blz. 101-106.