Warenar: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Humor

Titel Warenar
Niveau boek 4
Opdracht niveau 4 | Humor
Studielast 2 uur, exclusief het zoeken en bekijken van een tv-aflevering
Werkvorm individueel
Focus humor
Je leert over soorten humor in toneel en hoe ze werken.
Gemaakt door Gosse Koolstra
Bron dspace.library.uu.nl | scriptie over humor in zeventiende-eeuws toneel

A

  1. Er zijn genoeg komische tv-series. Welke vind jij grappig?
  2. Zoek een aflevering van deze tv-serie en bekijk deze. Neem de link naar deze aflevering op in de uitwerking van deze opdracht.
  3. De negen humoristische technieken die beschreven worden onder Literaire theorie komen allemaal in Warenar voor. Kies er zes uit en zet die in de eerste kolom van schema 1.
  4. Vul het schema verder in, met in kolom 2 voorbeelden uit de gekozen aflevering.
  5. Slaagde je er in zoveel technieken aan te wijzen? Welke ontbraken? Vond je het moeilijk ze te herkennen?
  6. In kolom 3 beschrijf je het effect op jou als toeschouwer. Natuurlijk volsta je niet met 'grappig' o.i.d., maar geef je aan wat er bij jou gebeurde (of niet). Dus steeds: '[effect], want / doordat ...'

schema 1

Techniek Voorbeeld Effect op jou

B

  1. Je vult hetzelfde schema opnieuw in (schema 2), nu met voorbeelden uit Warenar in kolom 2.
  2. In kolom 3 geef je weer het effect aan.
  3. Welke technieken werkten in Warenar leuker of minder leuk dan in de aflevering van jouw gekozen serie? Hoe komt dat? Zijn de technieken anders dan in Warenar of worden ze anders toegepast?
  4. Zijn er andere redenen waarom je deze voorbeelden leuker / minder leuk vond dan in de door jou gekozen aflevering?

schema 2

Techniek Voorbeeld Effect op jou


C

 

  1. Lees van bron 1 de bladzijden 10-17, met name paragraaf 1.5.
    Welke vormen van humor werkten anders dan de toneelschrijver Hooft waarschijnlijk had bedoeld?
  2. Ligt dat aan het technische middel, aan de manier waarop dit was vormgegeven of aan de veranderde smaak in onze tijd, of misschien aan jouw smaak?
  3. Leg je antwoord bij C2 goed uit. Betrek daarbij ook je oordelen (A6, B3-4) over de bekeken tv-serie.

Literaire theorie

Er is veel gedacht en geschreven over humor. Voor een studie naar humor in zeventiende-eeuws toneel (De klucht van de koe van G.A. Bredero): zie bron 1.
Hier volgt een opsomming van humoristische technieken die in toneel kunnen worden gehanteerd.
Dramatische ironie: hiervan is sprake als de lezer/toeschouwer over meer informatie beschikt dan het personage/de personages. Er ontstaat dan een zekere spanning die humoristisch is.
Hyperbool: een personage overdrijft sterk in wat het zegt of doet. Een speciale vorm is de amplificatio, de verbreding. Iets wordt dan op een heel uitvoerige manier verteld of uitgelegd.
Leedvermaak: de lezer/toeschouwer ziet een personage lijden, maar omdat dit niet al te dramatisch is, kan er juist om worden gelachen. Omdat alleen gewetenloze lezers/toeschouwers lachen om verschrikkelijk tragisch leed, voelt dit voor velen wat ongemakkelijk.
Misverstand: het misverstand kan gebaseerd zijn op dramatische ironie; de lezer/toeschouwer is er getuige van dat personages langs elkaar heen praten, terwijl ze denken elkaar te begrijpen of hun handelen baseren op onjuiste interpretaties van de situatie, terwijl de lezer/toeschouwer wel weet hoe het zit. In het algemeen: het is grappig als je er getuige van bent dat mensen elkaar niet begrijpen terwijl jij wel door hebt hoe het zit.
Scabreuze of grove taal: het gebruik van woorden en uitdrukkingen die verwijzen naar seksualiteit of de wereld van poep, pies en lichamelijke ongemakken is al vanaf de middeleeuwen een belangrijke bron van vermaak.
Slapstick: het gekke, het humoristische zit in de situatie, in het gebeuren. Een heel eenvoudige vorm: iemand probeert een drol op straat te ontwijken en loopt daardoor tegen een lantaarnpaal aan. Komische gevechten behoren ook tot slapstick.
Stereotypering: er worden types uitgebeeld die heel karakteristiek zijn. Personages worden uitgerust met kenmerkende, clichématige eigenschappen die bij dit type horen; deze worden meestal uitvergroot.
Terzijdes: uitingen van personages die terloops worden gedaan of expliciet worden gericht tot het publiek, bijvoorbeeld in de vorm van commentaar op wat zojuist is gebeurd of gezegd.
Woordspelingen: woordgrapjes. Vaak wordt er gebruik gemaakt van meerdere betekenissen van een woord. Als het gaat om dubbelzinnigheden op seksueel gebied beland je al snel weer bij het scabreuze.