Jij zegt het: Opdracht

Opdracht niveau 6 | Waar gebeurd

Titel Jij zegt het
Niveau boek niveau 5
Opdracht niveau 6 | Waar gebeurd
Studielast 4 uur
Werkvorm individueel
Focus waar gebeurd
Je leert nadenken over het verband tussen fictie en werkelijkheid.
Gemaakt door Jan Erik Grezel
Bron 1 Joke van Balen e.a., 'Basisboek Literatuur'. Groningen, Uitgeverij kleine Uil, 2009, blz. 22-28
Bron 2 boekschrijven.nl | over het verschil tussen non-fictie en fictie
Bron 3 YouTube | Ted Hughes vertelt over een droom (00:00-01:42 “… you’re destroying us”)
Bron 4 genius.com | Ted Hughes, 'Last letter'

A

Er wordt tegenwoordig veel non-fictie geschreven en daar blijkt een enorme markt voor te zijn. Boeken over voetballers of criminelen staan maanden bovenin de bestsellerslijsten.


Vraag 1

Lees jij zulke boeken liever dan romans? Waarom (niet)?


Vraag 2

Is alles wat er in die boeken geschreven wordt, ook écht non-fictie in de zin van ‘waar gebeurd’? Hoe kun je dat vaststellen?


Vraag 3

Lees je zulke non-fictieboeken op een andere manier dan romans? Wat is het verschil in leeservaring?


B

Stel dat er over jou later een boek geschreven wordt.


Vraag 1

Mag de schrijver lukraak alles over jou schrijven, bijvoorbeeld ook wat je gedacht hebt en waarom je bepaalde beslissingen hebt genomen? Waarom (niet)?


Vraag 2

Een biograaf moet zich strikt aan de feiten houden. Heeft een romanschrijver per definitie meer vrijheid, ook als die over iemand schrijft die werkelijk bestaat of bestaan heeft?


Vraag 3

Zou jij graag een biograaf hebben die jouw levensverhaal vertelt of heb je liever een romanschrijver? Beargumenteer je keuze.


C

Sommige lezers stellen zichzelf, zowel bij non-fictie als bij fictie, steeds de vraag “Zou het waar gebeurd zijn?”, “Wat is bedacht en wat is écht gebeurd?”. De vraag in hoeverre het beschrevene waar gebeurd is, wordt meestal beantwoord aan de hand van autobiografische literatuur (zie bron 1 en 2).


Vraag 1

Wat maakt Jij zegt het in dit verband zo bijzonder?


Vraag 2

Vind jij de vraag naar het ‘waarheidsgehalte’ van wat er in beschreven wordt, voor deze roman van belang? Waarom (niet)?


Vraag 3

Een recensent heeft geschreven dat Jij zegt het geen roman (fictie) is maar ‘biofictie’. Wat vind je van die term? En ben je het met deze criticus eens? Leg je antwoord uit.


D

Bekijk en beluister bron 3.


Vraag 1

Vergelijk het fragment uit bron 3 met het fragment uit de roman op bladzijde 35-36. Wat voor indruk krijg je, op basis van deze vergelijking, van de manier waarop Palmen zich gedocumenteerd heeft?


Vraag 2

Denk je dat er (veel) meer van zulke passages zijn aan te wijzen waaruit je kunt afleiden in hoeverre Palmen ‘iets waar gebeurds’ opschrijft of juist haar verbeelding laat spreken? Voor de beantwoording van deze vraag kun je bron 4 gebruiken en die vergelijken met fragmenten uit het laatste deel van het boek, blz. 236-242.


Vraag 3

Van welke passages kun je zeker weten dat die bedacht zijn door de schrijfster? Of is dat voor geen enkel fragment mogelijk?


Vraag 4

Verandert jouw visie en je oordeel over het boek nu, nadat je bovenstaande vragen gemaakt hebt en daarover hebt nagedacht?


E

Verplaats je in de romanschrijfster Connie Palmen.


Vraag 1

Waarom zou de schrijfster juist deze ‘tragische liefdesgeschiedenis’ als onderwerp hebben gekozen?


Vraag 2

Hoe is de auteur te werk gegaan om deze roman te schrijven?


Vraag 3

Legt zij ook verantwoording af voor haar werkwijze? Hoe?


Vraag 4

Wat vind jij van die verantwoording?


F

Beeld je eens in: je bent Ted Hughes of Sylvia Plath en je hebt de roman van Connie Palmen gelezen over jouw leven met je geliefde. Palmen laat Hughes daarin zeggen of denken: “Biografen gedragen zich als de eigenaars van jouw bestaan, alsof het een product is” (blz. 258).
Schrijf een brief (ca. 500 woorden) aan de auteur waarin je reageert op zo veel mogelijk aspecten van het boek. Besteed vooral ook aandacht aan de manier waarop Connie Palmen met haar stof (jouw leven!) is omgegaan.