Terug naar Oegstgeest: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Relaties tussen personages

Je kunt er niet omheen: als je Terug naar Oegstgeest leest, ga je direct nadenken over de relaties die je zelf hebt met de anderen in het gezin waarvan je deel uitmaakt. Broertjes, zusjes, ouders - gezinsrelaties zijn altijd complex; alleen maar goed of alleen maar slecht bestaat niet. Een complete beroepsgroep verdient zijn brood met het behandelen van verstoorde gezinsrelaties. Het zal je zijn opgevallen dat Wolkers er soms een duidelijk etiket opplakt, maar veel vaker oproept, suggereert. Je gaat kijken naar hoe hij dat doet en wat hij dan 'beweert' over een relatie.

Titel Terug naar Oegstgeest
Niveau boek niveau 5
Opdracht niveau 4 | Relaties tussen personages
Studielast 3 uur
Werkvorm individueel
Focus relaties tussen personages
Je leert analyseren hoe complexe relaties tussen personages in elkaar zitten.
Gemaakt door Gosse Koolstra

In de volgende opdracht mag je deel A voor jezelf bewaren; je mag het ook samenvoegen met deel B en deel C.

A

Vraag 1

Breng in een eenvoudig schema in kaart hoe de relatie van jou met andere gezinsleden is. Maak soortgelijke kolommen als in tabel 1.


Vraag 2

Maak nu net zo'n tabel en vul het in naar hoe je denkt dat je dat over twintig jaar zou doen. Je moet dus proberen te bedenken of je er dan anders over zou denken.


Vraag 3

Wat zijn de belangrijkste verschillen?


Vraag 4

Wat wil jij later met je eventuele kinderen beslist anders doen dan je ouders?


B

Vraag 1

In de Terug naar Oegstgeest-hoofdstukken valt op dat de relatie Jan-vader heel anders is dan de relatie Jan-moeder. Breng die verschillen in beeld in tabel 1.


Vraag 2

Formuleer nu samenhangend welke relatie er bestaat tussen de volwassen Jan en zijn ouders.


Vraag 3

Ontwerp nu hetzelfde schema voor de periode 1925 - 1945.


Tabel 1
 

Wat zeggen ze tegen elkaar? (beknopt) Hoe doen ze tegen elkaar? (beknopt) Jouw etiket op deze relatie (max. 15 woorden)
Jan-vader
Jan-moeder



C

Vraag 1

De relatie van Jan met zijn oudste broer is heel gecompliceerd; uitersten vallen op. Het gaat hier om de positieve en negatieve gedachten, gevoelens, uitingen en daden. Breng ook die relatie in beeld in tabel 2; zet steeds een + of - bij de gegevens.


Vraag 2

Formuleer nu samenhangend de complexe relatie tussen Jan en zijn oudste broer; gebruik circa 50 woorden.


Vraag 3

Herlees nu de laatste pagina van het boek en interpreteer de laatste situatie die wordt beschreven. Let goed op de slotzin van het boek.


Tabel 2
 

Gedachten/gevoelens Woorden/daden
Jan t/o broer
Broer t/o Jan

(Literaire)theorie

'Personages', in: Joke van Balen e.a., Basisboek literatuur. Groningen: Uitgeverij kleine Uil, 2009, p. 106-108.