Godenslaap: Opdracht

Opdracht niveau 5 | Historische context

In deze opdracht ga je op zoek naar de historische werkelijkheid die in Godenslaap wordt opgevoerd.

Titel Godenslaap
Niveau boek Niveau 6
Opdracht Niveau 5 | Historische contex
Studielast 3 uur
Werkvorm Individueel
Focus Historische context
Je leert Fictie en historische werkelijkheid met elkaar te verbinden
Gemaakt door Judith de Lang


A

Opdracht 1


In het boek wordt verteld hoe het gezin op 28 juni 1914 (zonder de vader) vertrekt naar Noord-Frankrijk, voor de zomervakantie (blz. 146 e.v.).Tijdens de reis blijkt er een kroonprins te zijn vermoord. Welke kroonprins wordt hier bedoeld? Welke gevolgen had deze moord? Was deze moord op zich voldoende voor het uitbreken van de oorlog?

Opdracht 2

In Godenslaap lees je dat België in augustus 1914 in oorlog raakt met Duitsland. België was net als Nederland neutraal. Verder leek de strijd zich in eerste instantie toe te spitsen op Oost-Europa, met direct betrokkenen als Duitsland en Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Hoe kan het dat België toch in de oorlog verzeild raakt?

Opdracht 3

In Godenslaap vindt de eerste confrontatie van Helena met geweld plaats wanneer zij in het voorjaar van 1915 met haar moeder naar een kustplaats reist en daar in een hotel-restaurant de gevolgen ervaart van het kanongebulder te Diksmuide (blz. 127-134). Wie zijn de mensen achter de kanonnen? Wie of wat is hun beoogde doel? Welke betekenis had de haven van Duinkerken? Teken een kaart van de omgeving van Diksmuide en Duinkerken en teken de frontlinie in van dat moment. Maak een weloverwogen keuze voor de badplaats waar Helena zich eind mei, begin juni 1915 bevonden zou kunnen hebben met haar moeder.

B

Opdracht 1

Wat betekent het voor jouw leesbeleving om iets meer te weten over de historische context van een verhaal? Vind je het leuk of interessant om meer te weten over de beschreven gebeurtenissen? Maakt het verhaal je nieuwsgierig naar wat er werkelijk is gebeurd? Ga je achtergrondinformatie zoeken? Gebruik je het boek zelf als informatiebron en neem je alle beschreven gebeurtenissen voor kennisgeving aan?

Opdracht 2

Iets 'leren' kan op taal van zaken betrekking hebben: feitenkennis opdoen, vaardigheden verwerven, ervaringen doormaken etc. Je hebt Godenslaap gelezen en, ten behoeve van deze opdracht, vermoedelijk dingen opgezocht. Leg uit dat je door het lezen van literatuur op een andere manier iets kunt leren dan door opzoeken van feiten.

Opdracht 3

Is een van deze manieren van leren voor jou waardevoller dan de andere? Of vullen ze elkaar aan? Licht je antwoord toe.