De bron bij deze opdracht is een recensie die je op LiteRom kunt vinden. Voor het gebruik van LiteRom geldt: je moet lid zijn van de plaatselijke bibliotheek; dan kun je inloggen met je bibliotheekaccount. 

‘Het lied van ooievaar en dromedaris is niets minder dan een briljante demonstratie van de levens overstijgende kracht van verhalen, van literatuur.’
Met deze zin sluit Thomas de Veen zijn jubel-recensie (bron 1) van Daanjes roman af.
De Veen overdrijft niet als hij het heeft over ‘de levens overstijgende kracht van verhalen’. In het merendeel van de elf hoofdstukken wordt de betekenis – misschien wel: het levensbelang? – van verhalen getoond. Zo wordt in hoofdstuk 2 (eerst op p. 48-49, daarna in het verhaal over Grace) verteld hoe de Drayden-zussen hun eigen werkelijkheid creëerden met verhalen, en hoe ze daarmee ook het leven van anderen bepaalden. En in hoofdstuk 4 (zie vooral p. 161-162) lezen we hoe verhalen zelfs sterker zijn dan de dood.

De meest extreme voorbeelden van ‘de levens overstijgende kracht van verhalen’ vinden we in hoofdstuk 5, 6 en 9.
Kies een van deze drie hoofdstukken om te laten zien hoe de verzonnen werkelijkheid van verhalen de overhand neemt en allesbeheersend wordt. Geef de cruciale momenten van het hoofdstuk weer en maak duidelijk wat hierin de kracht van de verbeelding is.
Sluit je tekst af met een alinea waarin je ingaat op de claim dat fantasie en verhalen (kortom: literatuur) uiteindelijk sterker zijn dan de werkelijkheid. Totale omvang van je tekst: ongeveer 500 woorden. 

Extra: Ben jij het eens met Thomas de Veen dat voor het hele boek van Daanje geldt dat dit ‘een briljante demonstratie van de levens overstijgende kracht van verhalen, van literatuur’ is?