Citroeninkt: Opdracht

Opdracht niveau 1 | Déjà vu

Titel Citroeninkt
Niveau boek 2
Opdracht niveau 1 | Déjà vu
Studielast 1,5 uur
Werkvorm Individueel
Focus Motieven
Je leert verschillende verhaalelementen met elkaar te verbinden.
Gemaakt door Pieter Waalewijn

A

  1. Weet jij wat een déjà vu is? Leg uit wat het inhoudt, of – als je het niet weet – zoek het op om het te kunnen uitleggen.
  2. Heb je zelf weleens een déjà vu gehad?
  3. Als je een boek leest, kan het ook gebeuren dat je denkt: Hé, zoiets heb ik eerder in dit boek toch al gelezen? Heb je dat weleens ervaren?
     

B

  1. In Citroeninkt moet Talar in haar nieuwe woonplaats Scheveningen boodschappen doen voor haar moeder: p. 149-154. Lees die bladzijden nog eens. Had jij toen je het slot van dit gedeelte voor het eerst las een déjà vu? Leg uit.
  2. Lees nu p. 87-88 opnieuw. Welke ruzie daar valt je nu op? Was dit je ook opgevallen toen je deze bladzijden de eerste keer las?
  3. Nog even terug naar p. 154. Snap je de slotzin van dit hoofdstuk beter als je doorhebt dat er een verband is met p. 88, of maakt dat niets uit? Licht je antwoord toe. 
     

C

  1. Een ander voorbeeld. Lees in het hoofdstuk ‘De skatebaan’ p. 201-204 nog eens. Hoe vind je de reactie van Cesars moeder?
  2. Haar reactie doet sterk denken aan iets dat zeven jaar eerder gebeurd is. Over welk voorval hebben we het? Noteer de bladzijnummers.
     

D

  1. De vraag is natuurlijk: waarom legt een schrijver zulke verbanden, met welk doel creëert hij zo’n samenhang? Welk antwoord kun jij hiervoor bedenken?
  2. Een schrijver kan ook concrete elementen bij herhaling laten opduiken. Denk bijvoorbeeld aan de barbiepop in de doos, die in Citroeninkt voor het eerst op p. 24 genoemd wordt en op p. 239 voor de allerlaatste keer. Weet jij zelf ook nog voorbeelden van dingen die steeds opnieuw in het verhaal genoemd werden? Noem er een paar, en leg kort uit wat ze betekenen. (Overigens: in de literaire theorie spreekt men dan van motieven – weet je dat ook weer.)