A

1) Wie zijn jouw vrienden? Noteer hun namen en schrijf erachter waar je ze van kent (bijvoorbeeld: vrienden van school, van vroeger, uit de buurt, van een sportclub). 

2) Met welke vrienden sprak je vroeger veel af, maar nu niet meer? Hoe komt het dat dit veranderd is? 

B           

In het boek heeft Amelie verschillende vriendschappen en contacten. Hieronder zie je drie afbeeldingen waarop je de afstand tussen de personages kunt zien. Onder elke afbeelding is ruimte om te beschrijven waardoor er een bepaalde afstand tussen de personages is.

A = Amelie, L & C = Lina & Celina, N = Nicky, K = Kira en E = Elias.

Afbeelding 1 is al helemaal voorgedaan.

1. Maak zelf de beschrijving bij afbeelding 2. Leg daarin uit waarom de letters op deze plek staan.

2. Bij afbeelding 3 zet je zelf alle letters op de juiste plek. Staan de personages dichtbij Amelie of ver van haar af? In het vakje eronder beschrijf je kort waarom.

C

1. Wat is de grootste verandering in de vriendschappen van Amelie als je naar de drie afbeeldingen kijkt?

2. Schrijf op wat Amelie volgens jou over vriendschap heeft geleerd.