Dubbelspel: Opdracht
Opdracht niveau Start | Voetbalwoorden
Deze opdracht kun je alleen maken als je verstand van voetbal hebt. Anders kun je beter de opdracht 'Eind goed, al goed' maken.
In Dubbelspel zijn alle voetbalwoorden vetgedrukt. Achterin het boek staat uitgelegd wat de woorden betekenen.
Titel | Dubbelspel |
---|---|
Niveau boek | niveau Start |
Opdracht | niveau Start | Opdracht 1 voetbalwoorden |
Studielast | 1 uur |
Werkvorm | individueel |
Focus | samenvatten |
Je leert | de inhoud navertellen aan de hand van steekwoorden. |
Gemaakt door | Marlies Schouwstra |
A
Neem het schema over en zet voetbalwoorden uit Dubbelspel op de juiste plaats.
LET OP: Je kunt niet alle voetbalwoorden uit Dubbelspel in het schema zetten.
Welke woorden horen bij ‘competitie’? | finale, … (nog 1 woord) |
Welke woorden horen bij wat je met de bal kunt doen? | aftrap, boogbal, hands, …(nog 11 woorden) |
Welke woorden horen bij mensen? | aanvoerder, scheidsrechter, verdediging, … (nog 5 woorden) |
B
Maak bij zes voetbalwoorden uit het schema een zin. Vertel iets over het voetbalwoord dat in het boek staat.
Bijvoorbeeld:
doelpunt: Sven scoort in de tweede helft een doelpunt waardoor het 1-1 wordt.