Match: Opdracht

Opdracht niveau 1 | Personages

Titel Match
Niveau boek niveau 1
Opdracht niveau 1 | Personages
Studielast 1,5 uur
Werkvorm individueel
Focus hoofdpersonen
Je leert de persoonlijke ontwikkeling van romanfiguren beschrijven.
Gemaakt door Jan Erik Grezel

Let op: Lees voordat je aan deze opdracht begint NIET de tekst op de achterflap van het boek (nog eens).

Als je een roman leest, maak je kennis met de mensen die in het verhaal voorkomen. Dat zijn de personages. Die zijn bijvoorbeeld geliefden, vrienden of familie van elkaar. Een schrijver probeert meestal om zo’n personage een ontwikkeling te laten doormaken. Dat gebeurt nogal eens doordat er een probleem is dat opgelost moet worden. Daardoor kan de liefdesband, de vriendschap of de familierelatie anders worden. Hoe is dat in Match?


A De antwoorden op deze vragen mag je voor jezelf houden.

  1. Iedereen maakt in het leven soms heel heftige, bijzondere of mooie dingen mee. Probeer je zoiets te herinneren wat diepe indruk op je heeft gemaakt. Zo’n herinnering kan te maken hebben met: (gebrek aan) aandacht – dood – erkenning – geluksgevoel – miskenning – mislukking – ongeluk – schuldgevoel – succes – verlating – verliefdheid – verraad – viering – vriendschap – ziekte etc.
  2. Heeft die ervaring je manier van denken, oordelen en voelen veranderd? Was die verandering blijvend?
  3. Heb je over die ervaring(en) en de eventuele gevolgen met anderen gepraat? 


B

  1. Stel: je moet voor de achterflap van dit boek in telegramstijl (heel kort) de vier belangrijkste personages typeren. Denk daarbij aan wie ze zijn, wat ze doen, wat ze belangrijk vinden, in welke relatie ze tot elkaar staan, hoe ze naar de toekomst kijken en hoe ze in de loop van het verhaal misschien veranderen.
    Noteer bij elke figuur vier typeringen (van elk maximaal zes woorden) in het schema. Bij elk personage is al één typering gegeven.
Jim Jabbar Izzy Lola
aanvoerder van (jeugd)elftallen
komt 's zomers met Jim naar Zoutelande
‘weggepest’ van oude school
stimuleert Jim om te gaan lezen

    2. Lees nu (nog eens) de achterflap. Daarop staat ook een heel korte typering van de vier personages uit Match.
    Wat benadrukken die drie beschrijvingen bij elk van de personages? Denk aan ‘wie ze zijn’, ‘wat ze doen’ etc.
    3. Vergelijk jouw drie toegevoegde typeringen uit het schema met de beschrijvingen op de achterflap. Wat zijn overeenkomsten, wat zijn verschillen?
    4. Heb jij (veel) andere dingen genoemd dan de karakteriseringen op de achterflap? Zo ja, hoe komt dat?
    5. Welke beschrijving, van jou of van de achterflap, geeft aan dat het personage een ontwikkeling doormaakt, dat wil zeggen: anders over zaken gaat denken en voelen?


C

  1. Bij wie van de personages is het meest duidelijk sprake van een ontwikkeling?
  2. Voor zo’n verandering van gedachten en gevoelens is vaak een specifieke oorzaak (zie bijvoorbeeld vraag A, nummer 2). Wat is die aanleiding voor de personages die bij B1 zijn genoemd?
  3. Voel je als lezer mee met de personages die een verandering ondergaan? Waardoor wel of niet?