Lijmen/Het been: Opdracht

Opdracht niveau 5 | Literatuuropvatting

‘Elsschots nuchtere zakelijkheid, doordrongen van het kritische cynisme hem eigen, is bij het verschijnen van Lijmen een uniek verschijnsel in het Vlaamse literaire veld. Deze roman, reeds in 1924 geschreven volgens de inzichten van de Nieuwe Zakelijkheid, wekt vooralsnog bevreemding; het boek staat buiten een Vlaamse traditie.’ (bron 1)
Je gaat je verdiepen in de bijzondere en vernieuwende stijl van Elsschot.

Titel Lijmen/Het been
Niveau boek niveau 4
Opdracht niveau 5 | Stijl
Studielast 4 uur
Werkvorm individueel
Focus stijl
Je leert reflecteren op de stijl van een literair werk.
Gemaakt door Monique Metzemaekers
Bron 1 'Willem Elsschot, Lijmen en Het been', in: Kritisch Lexicon van literaire werken
Bron 2 schooltv.nl | 'Nieuwe Zakelijkheid. Bordewijk en Elsschot'
Bron 3 dbnl.org | 'Nieuwe zakelijkheid' (in: Algemeen letterkundig lexicon)

A

Vraag 1

Wat vond jij van de stijl van Elsschot? Heb je genoten? Vond je de stijl bijzonder, moeilijk, verouderd, fris? Leg uit. Citeer daarbij Lijmen/Het been.


Vraag 2

Er staan nogal wat Franse stukjes tekst in Lijmen. Kon je dat waarderen? Leg uit.


Vraag 3

Waarom zijn juist deze gedeelten in het Frans, denk je? Welk effect heeft dat?


B

Vraag 1

Lees het gedeelte over stijl (p. 8/9) in bron 1. Noteer de kenmerken van de stijl van Elsschot puntsgewijs.


Vraag 2

Noteer bij elk kenmerk voorbeelden uit Lijmen of Het been.


C

Vraag 1

Bekijk het filmpje (bron 2). In hoeverre bevat Elsschots stijl kenmerken van de Nieuwe Zakelijkheid? 


Vraag 2

Lees bron 3. Noteer puntsgewijs de kenmerken van de Nieuwe Zakelijkheid. Welke van deze kenmerken zie je terug in Lijmen/Het been? Geef steeds voorbeelden.


D

In zijn inleiding over stijl bij Kaas (1933) schrijft Elsschot: ‘In de natuur zit het tragische in ’t gebeurde zelf. In kunst zit het meer in den stijl dan in wat er gebeurt.’
Gaat dit op voor Lijmen/Het been, vind je? Leg uit.


E

Schrijf een beschouwing (600 woorden) over de stijl van Elsschot. Bespreek de kenmerken, waarbij je antwoorden op de vragen bij A, B, C en D betrekt. Daarbij geef je aan hoe jij Elsschots stijl waardeert. Was er bij jou sprake van de ‘bevreemding’ uit het citaat aan het begin van de opdracht?