Publieke werken: Opdracht

Opdracht niveau 5 | Stijl

Titel Publieke werken
Niveau boek niveau 5
Opdracht niveau 5 | Stijl
Studielast 2 à 3 uur
Werkvorm individueel
Focus stijl
Je leert de stijl van Rosenboom beschrijven en analyseren.
Gemaakt door Gea Veenstra
Bron 1 YouTube | 'Nieuwe woorden'
Bron 2 YouTube | 'Surf Dog Ricochet'
Bron 3 'Archaïsmen', in: Joke van Balen e.a., 'Basisboek literatuur'. Groningen, Uitgeverij kleine Uil, 2009, p. 128
Bron 4 'Metaforen', in: Joke van Balen e.a., 'Basisboek literatuur'. Groningen, Uitgeverij kleine Uil, 2009, p. 169-171
Bron 5 'Alliteratie', in: Joke van Balen e.a., 'Basisboek literatuur'. Groningen, Uitgeverij kleine Uil, 2009, p. 155
Bron 6 'Ironie', in: Joke van Balen e.a., 'Basisboek literatuur'. Groningen, Uitgeverij kleine Uil, 2009, p. 128

A

Vraag 1

Bekijk het filmpje in bron 1 over nieuwe woorden. Ken jij de 'nieuwe' woorden die genoemd worden in dit filmpje?


Vraag 2

Welke woorden van nu gebruik jij die typerend zijn voor jou?


Vraag 3

Vraag aan een ouder iemand (bijvoorbeeld je opa of oma) of hij/zij deze woorden kent.


Vraag 4

Zoek uit of je vier woorden kunt vinden die door de jaren heen van betekenis veranderd zijn.


Vraag 5

Bedenk vier woorden die het afgelopen jaar ontstaan zijn in de Nederlandse taal.


Vraag 6

Bedenk twee woorden die je vier jaar geleden nog regelmatig gebruikte maar die je nu niet meer hoort.


Vraag 7

Kun je verklaren hoe het komt dat woorden ontstaan, van betekenis veranderen of helemaal verdwijnen?


B

Lees bron 3. De Nederlandse taal is een levende taal. Dat wil zeggen dat er regelmatig iets verandert aan de spelling en het woordgebruik. Rosenboom maakt graag gebruik van archaïsche taal. In een interview zegt hij hierover: 'Ik ken de verwijten over de archaïsche woorden en zinsconstructies, maar ik vind woorden en begrippen als guizig en heumig, ruzelende bomen en volkomen gemoedereerd nu eenmaal prachtig. Bovendien: als ik ze niet gebruik en een ander ook niet worden ze helemaal obsoleet. Voor mij zijn het natuurlijk ook vreemde woorden, maar ik gebruik ze graag omdat ze autoriteit aan het proza geven. Binnen de constructie van een boek dient de schrijver gezag te hebben.'


Vraag 1

Lees de volgende fragmenten opnieuw:

      - Proloog Elim: 'Niemand ging naar het veen .. wist ik ook in welke richting wij zouden uittrekken.'
      - Hoofdstuk III Nieuwe voeten: 'Verbroosd, op brieke benen .. hol en honend in hem na.'


Vraag 2

Welke woorden zijn volgens jou archaïsmen? Kies er tien uit die je mooi vindt.


Vraag 3

Hoe zou je deze woorden vertalen naar het hedendaagse Nederlands?


Vraag 4

Heb je een voorkeur voor bepaalde woorden? Leg uit waarom wel/niet.


C

Bekijk bron 2. Noteer een metafoor die bij dit verhaaltje past. Als je niet meer weet wat een metafoor is, lees dan bron 4.
Rosenboom maakt veel gebruik van metaforen. Bijvoorbeeld: 'Ongemerkt was de eenzaamheid over hem neergedaald, had die hem omwikkeld, als een strak, nat rekverband.'


Vraag 1

Zoek vier metaforen op in Publieke Werken die jij mooi vindt.


Vraag 2

Zijn er ook metaforen die je niet begrijpt of slecht vindt? Als dat zo is, schrijf er dan twee op.


Vraag 3

Herschrijf twee metaforen in 'normale' taal.


Vraag 4

Wordt het daar beter of slechter van? Leg je antwoord uit.


Vraag 5

Vergelijk jouw hertaling met het werk van Rosenboom. Heb je een voorkeur? Leg uit waarom wel/niet.


Vraag 6

Bedenk hoe Rosenboom het verhaaltje van de hond (bron 2) zou schrijven. Gebruik niet meer dan 100 woorden.


D

Lees bron 5 over alliteratie. Publieke Werken is doorspekt met alliteratie. Geef hier vier voorbeelden van. Vind je dat het gebruik van alliteratie bijdraagt aan jouw leesplezier? Leg je antwoord uit.


E

Lees bron 6 over ironie. Rosenboom maakt ook graag gebruik van ironie. Geef hier een voorbeeld van en leg uit waarom je dit stuk ironisch vindt.


F

Je hebt nu goed gekeken naar een aantal stijlfiguren die Rosenboom hanteert. Kun je zijn stijl waarderen of niet? Leg je antwoord uit in maximaal 150 woorden.