In Wij zijn licht speelt de (gesloten) ruimte, in letterlijke en figuurlijke zin, een belangrijk rol. In deze opdracht ga je dit nader onderzoeken.

A

1. Wat zijn plaatsen waar jij graag en vaak bent? Hoe komt dat?
2. Je komt ook weleens op plekken die je minder goed kent: op een verjaardag bij een verre tante, op vakantie in een vreemd land, of wat dacht je van toen je voor het eerst naar de middelbare school ging? Wat doet zo’n nieuwe omgeving met jou? Maakt het je nieuwsgierig, onzeker of zet het je aan het denken?

B

1. Het verhaal vertelt je veel over hoe het huis van de woongroep eruitziet, wat erin staat. Geef een gedetailleerde beschrijving, zodat iemand die het boek niet gelezen heeft het ook voor zich kan zien. (100 woorden)
2. Wat betekent deze plek voor de vier bewoners van de woongroep? Zijn ze er graag of niet, aan welke spullen hechten ze veel waarde en hoe komt dat?
3. Komen de verschillende bewoners nog wel eens op ‘vreemde’ plekken, zoals bij vraagA2? En wat doet dat met hen?

C

Het leven van de drie overgebleven bewoners verandert ineens als ze in de politiecel terechtkomen.

1. Hoe reageren Melodie, Petrus en Muriël op de nieuwe situatie? Hoe komt dat?
2. De politiecel is duidelijk een afgesloten ruimte waaruit je niet kunt ontsnappen. Aan het einde van het boek staat Muriël op het punt te vertrekken uit de woongroep, maar de deur van het huis zit op slot. Ze weet waar de sleutel ligt, maar wat houdt haar tegen? Waarom kan ze niet ontsnappen?  

D

In hoofdstuk 2 merkt de ‘plaats delict’ op: ‘Wij verdenken de bewoners van de woongroep Klank en Liefde ervan dat ze elkaar gevangen hebben gehouden in een kooi van eenzaamheid. En Elisabeth heeft zichzelf bevrijd.’ Wat wordt hier bedoeld? Leg de uitspraak in je eigen woorden uit aan de hand van je antwoorden bij A t/m C.