't Hooge Nest: Opdracht

Opdracht niveau 1 | Vragen

Titel 't Hooge Nest
Niveau boek niveau 2
Opdracht niveau 1 | Vragen
Studielast 2 uur
Werkvorm Individueel, waar mogelijk samenwerking met anderen
Focus Auteur
Je leert vragen aan een auteur bedenken over een specifiek boek.
Gemaakt door Jan Erik Grezel
Bron Bron 1 (YouTube)

Stel: binnenkort komt schrijfster Roxane van Iperen bij jullie op school. Jij hebt haar boek ‘t Hooge Nest gelezen. Je gaat (eventueel samen met een paar andere leerlingen die het boek ook kennen) vragen bedenken voor een interview met de schrijfster. Het vraaggesprek bestaat uit een algemeen deel (A) en een deel dat specifiek over haar boek ‘t Hooge Nest gaat (B). Als je inspiratie nodig hebt voor deze opdracht, kun je naar het interview met de auteur kijken (bron 1), maar dat is misschien niet nodig.

A

Algemene vragen aan een auteur gaan bijvoorbeeld over

  • de achtergrond van de schrijver
  • schrijvers / kunstenaars die de auteur zeer waardeert of bewondert
  • de inhoud van de boeken die de auteur schrijft
  • de inspiratiebron voor een verhaal
  • de werkwijze
  • de stijl die de schrijver (ver)kiest
  1. Bedenk bij elk onderwerp uit bovenstaand rijtje  een vraag voor Roxane van Iperen.
  2. Als je vragen bedenkt, is het goed om alvast vooruit te lopen op een mogelijk antwoord. Bedenk bij de vragen onder A zo mogelijk wat Van Iperen kan antwoorden. Noteer enkele vervolgvragen die daarop aansluiten. Als je bijvoorbeeld vraagt welke schrijvers / kunstenaars de auteur waardeert,  kun je – nadat zij een paar namen genoemd heeft – vragen: waarom specifiek díékunstenaars? Wat bewondert u in hun werk?


B

  1. Noteer nu zo veel mogelijk concrete vragen over het boek 't Hooge Nest. Besteed aandacht aan deze vijf punten (misschien weet je er zelf ook nog een?) en noem daarbij voorbeelden en/of citaten, zodat blijkt dat je het boek goed gelezen hebt:
    - aanleiding
    - opzet
    - indeling
    - stijl
    - documentatie
    - …
  2. Dit boek is uit 2018. Het is een bestseller geworden. Bedenk en noteer een vraag voor de schrijfster over deze ‘waardering’.
  3. Het boek wordt gepresenteerd als non-fictie. Noteer een vraag waarop de schrijfster iets kan zeggen over het mogelijk fictieve gehalte van het boek. In dit geval kun je heel goed een citaat uit het boek gebruiken.