Het aanbidden van Louis Claus: Opdracht

Opdracht niveau 3 | Fantasie

Titel Het aanbidden van Louis Claus
Niveau boek niveau 3
Opdracht niveau 3 | Fantasie
Studielast 3 uur
Werkvorm Individueel
Focus Verhaalwerkelijkheid
Je leert de grens tussen fantasie en werkelijkheid te verkennen in de wereld die een roman schept.
Gemaakt door Merel Heuberger
Bronnen Bron 1 (PDF)
Bron 2 (PDF)

A

  1. Ben jij iemand die vaak fantaseert? Was dat altijd al zo, of is er verandering in gekomen toen je ouder werd?
  2. Welke verklaringen kun je bedenken voor het hebben van fantasieën? Noem er minstens drie.


B

We gaan nu binnen de werkelijkheid van het verhaal de grens tussen fantasie en werkelijkheid onderzoeken.

  1. Op de volgende pagina's van het boek worden momenten beschreven waarop fantasie en werkelijkheid elkaar lijken te ontmoeten: p. 43; p. 183-184; p. 192-193. Citeer verhelderende én verwarrende zinnen uit deze delen van het boek. Waar is de overgang duidelijk, waar juist niet? Noteer ook steeds wie degene is die fantaseert.
  2. Welke gebeurtenissen op deze pagina's staan onomstotelijk vast binnen het verhaal? Zet deze puntsgewijs onder elkaar.
  3. Op welke momenten sturen de fantasieën van Carla de 'feitelijke' loop van het verhaal, dus de objectieve gebeurtenissen die je bij B2 onder elkaar gezet hebt? Noem de momenten die anders hadden kunnen lopen.
  4. Probeer nu te verklaren welke rol Carla's fantasie hier speelt.


C

Lees nu bron 1, een hoofdstuk uit Rita Kohnstamms Kleine ontwikkelingspsychologie I (2009).
Kohnstamm schrijft: "Voor kleine kinderen zijn de beelden uit de werkelijkheid en de beelden uit hun fantasie even ‘waar’ en levendig. Volwassenen moeten echter steeds goed weten of ze al denkend bezig zijn met fantasie of met werkelijkheid, met verbeelding of met waarneembare feiten."

  1. Richt je op de in B1 beschreven fantasieën van het personage Carla. In hoeverre correspondeert Carla's levensfase met de fantasie? Komt het beeld overeen met het onderscheid dat Kohnstamm maakt tussen kinderlijk en volwassen fantaseren?
  2. Welke verklaring(en) kun je bedenken voor Carla's fantasieën?

    Misschien heb je het boek Kees de jongen (1923) van Theo Thijssen (ook op deze site, N3) gelezen, of ervan gehoord. Ook in dat boek speelt fantasie een grote rol. Lees bron 2 over dit onderwerp.
  3. Welk beeld schetst Judith Eiselin van fantaserende (kinderboeken)personages? Welke verklaring(en) geeft dit stuk voor de fantasieën van onder andere Kees Bakels?
  4. Op welke punten past de manier waarop Hoogenkamp de fantasieën van Carla presenteert in deze duiding en op welke punten juist helemaal niet?


D

Schrijf een korte reflectie van ongeveer 200 woorden waarin je je persoonlijke mening geeft over de balans tussen fantasie en werkelijkheid in het boek. Wat vond je interessant of uitdagend aan de manier waarop de auteur deze elementen heeft verwerkt? Wat is volgens jou het effect van het spel met fantasie?