Van den vos Reynaerde: Opdracht

Opdracht niveau 5 | Stijl

In Van den vos Reynaerde maakt de auteur gebruik van stijlkenmerken die op de lezer een humoristisch effect zouden kunnen hebben.

Titel Van den vos Reynaerde
Niveau boek niveau 3
Opdracht niveau 5 | Stijl
Studielast 1 uur
Werkvorm individueel
Focus stijl
Je leert nadenken over de redenen waarom een schrijver bepaalde stijlkenmerken inzet.
Gemaakt door Judith de Lang
Bron volkskrant.nl | 'Suske en Wiske gaan op de politieke tour'

Vraag 1

Noteer de versregels van vijf passages die jij humoristisch vindt en leg uit waarin volgens jou de grap zit.


Vraag 2

Geef bij elke passage aan of Willem zich bedient van een van de stijlkenmerken genoemd bij Literaire theorie, en zo ja, welk stijlkenmerk dat dan is. Het is ook mogelijk dat het stijlkenmerk er niet bij staat. Formuleer in dat geval zelf het bewuste kenmerk in algemene termen (dus hiermee creëer je zelf een nieuwe definitie). Licht je antwoord toe.


Vraag 3

Bestudeer op welke momenten in het verhaal Willem humor gebruikt. Waarom zou hij dat juist op die momenten doen? Plaats je vijf passages stuk voor stuk in de context van het verhaal en bespreek de functie van humor daarin.


Vraag 4

Het verhaal is door studio Vandersteen omgezet in een stripverhaal, De rebelse Reinaert, waarin in grote lijnen het oorspronkelijke verhaal gevolgd wordt. Het verhaal verscheen in 1998 in De Standaard en in Het Nieuwsblad. Er zijn enkele toevoegingen. Zo treedt naast Suske en Wiske ook Merlijn uit de Arthurromans op en er wordt verwezen naar De vier heemskinderen. In het verhaal wordt ook vele malen impliciet verwezen naar de zaak Dutroux. Lees eventueel bron 1. Kies een fragment uit Van den vos Reynaerde en zoek het gelijkende stuk op in De rebelse Reinaert. Vergelijk beide passages met elkaar. Let op gebruik van dialogen, woordkeus en humor.

(Literaire) theorie


Als je de stijl van een schrijver analyseert, kijk je naar de opvallende kenmerken van zijn taalgebruik. Bij humor kan een schrijver bijvoorbeeld gebruik maken van de volgende stijlmiddelen:

  • Allusie
  • Ambiguïteit
  • Antithese
  • Dysfemisme
  • Eufemisme
  • Hyperbool
  • Litotes
  • Neologisme
  • Onomatopee
  • Understatement
  • Zelfcorrectie

Zie voor de omschrijvingen van deze stijlfiguren: 'Semantische stijlfiguren', in: Joke van Balen e.a., Basisboek Literatuur, p. 164-169.